Online voetafdruk is geen bewijs voor gebruikelijk loon
Een Instagram-profiel en twee YouTube-video’s waren voor de belastinginspecteur een reden om te concluderen dat een dga een gebruikelijk loon moest aangeven. Maar de rechter dacht daar toch wat anders over want zeker niet alles wat online te vinden is, kan als bewijs worden gezien. Het gebruikelijk loon ging naar nihil.
Het ging in deze zaak om een vrouw die als enig aandeelhouder verbonden was aan een bv die een productiebedrijf en castingbureau exploiteerde. Zij was niet de enige bestuurder van de bv. Ondanks meerdere verzoeken deed zij geen aangifte inkomstenbelasting over 2020. De inspecteur legde daarom ambtshalve een aanslag voor de inkomstenbelasting op van € 56.104, bestaande uit een bedrag van € 46.000 aan gebruikelijk loon en € 10.104 inkomsten uit een vroegere dienstbetrekking. Daarbovenop kwam nog een verzuimboete van € 385. De vraag in deze zaak was of de vrouw daadwerkelijk werkzaamheden had verricht die dit geschatte gebruikelijk loon rechtvaardigden.
Social media als bewijs
Omdat de aangifte ontbrak, lag de bewijslast bij de inspecteur om een redelijke schatting te maken. Zijn onderbouwing bestond uit verwijzingen naar de Instagram-pagina van de vrouw, waarop zij zichzelf omschreef als 'Filmmaker/Scriptwriter' en naar twee YouTube-video’s uit 2020 waarin haar naam in de aftiteling stond. De vrouw ging daartegenin met verklaringen van onder andere een werknemer. Die liet weten dat de Instagram-pagina een schaduwaccount was en dat de naamvermelding in de aftiteling puur voor de show was, om het project groter te laten lijken dan het was.
Redelijkheidstoets sneuvelde gelijk
De rechtbank vond dat deze aanwijzingen onvoldoende waren om de schatting te rechtvaardigen, en daarmee sneuvelde dus gelijk de redelijkheidstoets. Omdat het niet aannemelijk was dat de vrouw werkzaamheden had verricht, stelde de rechtbank het gebruikelijk loon vast op nihil. De aanslag werd daardoor verlaagd naar € 10.104 en ook de verzuimboete werd verminderd naar € 100, vanwege de slechte financiële positie van de vrouw.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 19 juni 2025, ECLI (verkort): 3831