Werkgevers moeten maatregelen nemen om werknemers te beschermen tegen gevaarlijke stoffen. Naar aanleiding van een advies van de SER zijn per 1 juli 2017 een aantal reeds geldende voorschriften uitdrukkelijk in het Arbobesluit vastgelegd. Het gaat dus niet om nieuwe verplichtingen.
Op aanraden van de Sociaal-Economische Raad (SER) is het zogenoemde redelijkerwijsbeginsel expliciet in het Arbobesluit opgenomen. De werkgever moet alle maatregelen nemen die ‘redelijkerwijs’ van hem gevergd kunnen worden om de blootstelling aan gevaarlijke stoffen onder de grenswaarden te houden . Het redelijkerwijsbeginsel houdt in dat de belangen van veiligheid en gezondheid onder bepaalde omstandigheden mogen worden afgewogen tegen technische en operationele belangen en economische haalbaarheid.
Het Arbobesluit vermeldt nu ook uitdrukkelijk wat er moet gebeuren als de werkgever er ondanks al zijn inspanningen niet in slaagt de blootstelling aan gevaarlijke stoffen onder het niveau van de grenswaarde te brengen. Hij moet dan via een stappenplan in het plan van aanpak van de RI&E (tool) aangeven op welke termijn (door middel van een tijdpad) de grenswaarde voor hem wel haalbaar is.
Bij kankerverwekkende en mutagene stoffen (tool) geldt het redelijkerwijsbeginsel niet. De werkgever moet alles doen wat technisch uitvoerbaar is om blootstelling te voorkomen dan wel te minimaliseren. Operationele of economische motieven mogen dus geen rol spelen. Als de werkgever alle maatregelen heeft genomen die technisch uitvoerbaar zijn maar er niet in slaagt onder de grenswaarde te blijven, geldt ook hier de plicht om een stappenplan uit te werken in het plan van aanpak.