Voor de beoordeling of een koopwoning als eigen woning kan worden aangemerkt, moet de woning de centrale levensplaats voor de eigenaar vormen. Dit is de plaats waar zich het middelpunt van de persoonlijke en economische belangen van de eigenaar bevindt. Dit heeft Hof Amsterdam onlangs bepaald.
In de betreffende zaak draaide het om een woningeigenaar die samen met haar zoon een woning had gekocht. De eigenaar had in haar aangifte inkomstenbelasting kosten (tool) voor de eigen woning in aftrek gebracht. De inspecteur weigerde de kostenaftrek omdat hij vond dat de koopwoning niet aangemerkt kon worden als eigen woning. De eigenaar stapte naar de rechter.
Zowel de rechtbank als het hof oordeelden dat de koopwoning niet het hoofdverblijf en de centrale levensplaats van de eigenaar was. Om te bepalen of er sprake was van een centrale levensplaats moest gekeken worden naar waar het middelpunt van de persoonlijke en economische belangen van de eigenaar zich bevond. De bepaling van dit middelpunt was afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Hieruit bleek dat de eigenaar volgens de gemeentelijke basisadministratie niet ingeschreven stond op het adres van de koopwoning, had zij een verhuisvergoeding gekregen voor verhuizing naar een huurwoning en was haar huisarts gevestigd in de buurt van haar huurwoning. De rechters vonden daarom dat de koopwoning geen centrale levensplaats vormde. De kostenaftrek voor de eigen woning was terecht geweigerd.
Gerechtshof Amsterdam, 17 mei 2016, ECLI (verkort): 1972