Advocaat-Generaal (A-G) Niessen heeft in zijn conclusie voor een zaak waarin een man in bezwaar was gegaan tegen zijn box 3-heffing over de jaren 2015 tot en met 2018 aangegeven dat pas vanaf 2017 rechtsherstel nodig is. Het arrest van de Hoge Raad van 24 december geldt namelijk pas vanaf dat jaar. Voor dat jaar gold ook een ander systeem voor de berekening van de box 3-heffing.
Voor de jaren 2017 en 2018 heeft de Hoge Raad beslist dat de box 3-heffing in strijd is met het Europees recht en dat rechtsherstel moet volgen. Vóór 2017 rekende de fiscus nog met een standaard fictief rendement van 4%. Sinds 2017 is er een verdeling gekomen tussen het rendement op spaargeld en op beleggingen, en worden elk jaar de percentages aangepast, maar werd nog wel gerekend met een fictief rendement.
Omdat het arrest alleen over de heffing vanaf 2017 ging heeft de A-G nu gesteld dat het arrest niet geldt voor aanslagen van jaren voor 2017. Daarnaast vindt hij dat per belastingplichtige voor de jaren 2017 en later moet worden onderzocht in hoeverre hij/zij benadeeld werd door de box 3-heffing. Alleen voor dat deel moet een redelijke op rechtsherstel gerichte compensatie worden geboden. Daarnaast is ook niet duidelijk wat onder ‘werkelijk rendement’ moet vallen.
De A-G is niet ingegaan op de vraag of er ook rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers tegen de box 3-heffing over 2017 en latere jaren moet komen. De Hoge Raad velt natuurlijk nog een definitief oordeel in deze zaak.
Staatssecretaris Van Rij van Financiën schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat de Kamer voor het proces van rechtsherstel door het arrest van de Hoge Raad de richtingennotitie over de hersteloperatie voor 1 april kan verwachten, hierna volgt een debat, waarna het kabinet de uitkomsten meeneemt in de besluitvorming. Ook wijst hij erop dat er mogelijk niet kan worden voldaan aan de wettelijke plicht om uiterlijk 4 augustus 2022 rechtsherstel te bieden aan belastingplichtigen die zijn aangesloten bij de massaal bezwaarprocedure over de jaren 2017 en 2018.