Advocaat-generaal kraakt ‘vermogensmix’ box 3-heffing

2 november 2021 | Door redactie

De vaste verdeling tussen spaargeld en beleggingen voor de heffing in box 3 van de inkomstenbelasting kan juridisch niet door de beugel. Die conclusie trekt advocaat-generaal René Niessen. Hij adviseert de Hoge Raad daarom om in te grijpen en de huidige ‘vermogensmix’ in box 3 buiten werking te stellen.

De advocaat-generaal heeft zich gebogen over een zaak in de zogeheten ‘massaal bezwaar’-procedure over de heffing op spaargeld en beleggingen in box 3. Voor deze heffing rekent de Belastingdienst namelijk met fictieve rendementen. Hoewel die rekenrendementen al flink zijn gedaald, is de kritiek op het systeem bepaald niet verstomd.

Onderscheid tussen spaargeld en beleggingen

Om de juridische procedures in goede banen te leiden, is een aantal zaken geselecteerd voor de massaal bezwaar-procedure. Die zaken worden gevoerd tot aan de Hoge Raad, en het oordeel van de hoogste rechter van ons land geldt daarna voor álle bezwaren.
In deze zaak ging het om de box 3-heffing in 2017. Juist in dat jaar is de heffing flink op de schop gegaan. Vóór die tijd rekende de Belastingdienst namelijk met een vast fictief rendement van 4%. Maar sinds 2017 wordt er onderscheid gemaakt tussen een fictief rendement op spaargeld en één op beleggingen. In 2021 is het 0,03% op spaargeld en 5,69% voor beleggingen. Volgend jaar is het rendement voor spaargeld zelfs negatief.

Juridische bezwaren tegen voorgeschreven verdeling

Voor de heffing kijkt de Belastingdienst niet naar de exacte verdeling tussen sparen en beleggen, maar hanteert de fiscus een fictieve verdeling. Die gaat er vanuit dat het belaste vermogen in box 3 tussen € 50.001 en € 950.000 (exclusief het vrijgestelde vermogen) voor 79% bestaat uit beleggingen en voor 21% uit spaargeld (infographic).
Juist die voorgeschreven vermogensmix stuit op juridische bezwaren, concludeert advocaat-generaal Niessen. Want die houdt geen rekening met de eigen keuze van de belastingplichtige voor het verdelen van zijn vermogen, en de heffing lijkt op ‘confiscatie’. Daarnaast is de balans tussen de belangen van de Staat en die van de burger zoek. Dat de Staat door de vermogensmix doelmatig kan heffen weegt niet op tegen ‘de ernstige schending van verdragsrechten’. Daarbij gaat het om het recht op eigendom en het gelijkheidsbeginsel uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Hoge Raad moet ingrijpen, vindt advocaat-generaal

Rechters zijn tot nu toe terughoudend om zelf in te grijpen in box 3, omdat dit ‘aan de wetgever is’. Maar Niessen adviseert de Hoge Raad om wél in actie te komen. Bepalingen die in strijd zijn met het EVRM mogen immers niet worden toegepast. De Hoge Raad zou daarom de vermogensmix buiten werking moeten stellen. Voor de rest zou de heffing ‘nieuwe stijl’ wel toegepast kunnen worden, aldus Niessen. Dat wil zeggen dat de fictieve verdeling vervalt en een belastingplichtige wordt belast op basis van de werkelijke omvang van de spaarrekening en de beleggingsportefeuille.
Eerder haalde ook advocaat-generaal Peter Wattel in zijn conclusie al hard uit naar de box 3-heffing van na 2017. Het systeem is volgens hem stelselmatig discriminerend. Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad zijn oordeel zal vellen. Het rechtscollege neemt de conclusie van een advocaat-generaal best vaak over, maar dat hoeft niet.
Parket bij de Hoge Raad, 1 november 2021, ECLI (verkort): 1019

Bijlagen bij dit bericht