Staatssecretaris Idsinga van Financiën heeft in een brief de stand van zaken over het rechtsherstel box 3 van de inkomstenbelasting aangegeven. Hierin is onder andere meer duidelijkheid gegeven over hoe een belastingplichtige straks het werkelijk rendement voor de diverse onderdelen kan bepalen.
Na het arrest van de Hoge Raad in juni 2024 waarin de box 3-heffing wederom aan de kant werd geschoven moest er snel door het kabinet in actie worden gekomen. De conceptwetgeving voor het rechtsherstel is nu gereed blijkt uit de brief. Begin september zijn er ook al diverse interne en externe toetsen aangevraagd. Hierna zal er advies worden aangevraagd bij de Raad van State. De planning is om in het eerste kwartaal van 2025 het wetsvoorstel aanhangig te maken bij de Tweede Kamer, waarbij op inwerkingtreding per 1 juni 2025 wordt gemikt.
Er is bepaald dat de volgende groepen belastingplichtigen gebruik kunnen maken van de tegenbewijsregeling (aangeven werkeijk rendement):
Het eigen gebruik van een onroerende zaak behoort volgens het kabinet ook tot het werkelijk rendement voor de berekening van het recht op herstel. De hoogte van dit rendement wordt bepaald aan de hand van de werkelijke economische huurwaarde van de onroerende zaak. Die economische huurwaarde is de huurprijs die bij verhuur onder normale omstandigheden bedongen kan worden. Er liggen momenteel verschillende cassatieprocedures bij de Hoge Raad waar dit vraagstuk aan de orde is. De verwachting is dat de Hoge Raad in één van die zaken dit najaar een uitspraak doet. Afhankelijk van dit arrest kan dit echter wel leiden tot wijzigingen in het formulier 'opgaaf werkelijk rendement' (OWR-formulier).
Volgens de Hoge Raad moet voor de waardering van woningen de WOZ-waarde worden gehanteerd. Dit is eenvoudig toe te passen als de belastingplichtige het gehele jaar eigenaar is van de woning. Maar hoe bepaalt men het werkelijke rendement bij de aan- en verkoop van woningen? Het antwoord hierop is om in lijn met de bestaande wettelijke waarderingsvoorschriften de waardeontwikkeling in het kalenderjaar op basis van de WOZ-waarde tijdsevenredig te verdelen tussen de verkoper en koper.
Als belastingplichtigen het werkelijke rendement gaan aangeven, kan dit gevolgen hebben voor de berekening van de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting. Deze vermindering wordt gegeven voor het inkomen uit buitenlandse bezittingen en schulden en die daarmee verband houden in box 3. Het gaat hier dan vooral om buitenlandse onroerende zaken van binnenlandse belastingplichtigen. Als het box 3-inkomen forfaitair wordt bepaald wordt de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting aan de hand van de verhouding waarin het forfaitair bepaalde buitenlandse inkomen in box 3 deel uitmaakt van het totale forfaitair bepaalde belastbare inkomen in box 3.
In box 3 is een schuldendrempel van € 3.700 (bedrag 2024) opgenomen. In de conceptwetgeving wordt voorgesteld om deze schuldendrempel bij het bepalen van het werkelijke rendement buiten toepassing te laten. Bij het vaststellen van het werkelijke rendement mag een belastingplichtige dan de gehele rente op alle box 3-schulden aftrekken.
In het voorstel is opgenomen dat bij het bepalen van het werkelijke rendement van groene beleggingen voor de toepassing van de vrijstelling rekening moet worden gehouden met de peildatum van 1 januari. Het werkelijke rendement wordt pro rata vrijgesteld aan de hand van de situatie op de peildatum van 1 januari. Bij een vrijstelling van € 30.000 is dan bij een belastingplichtige met bijvoorbeeld op 1 januari € 60.000 aan groene beleggingen is dan 50% van het werkelijke rendement vrijgesteld.