Hoge Raad: geen compensatie box 3 bij te laat bezwaar

20 mei 2022 | Door redactie

Belastingplichtigen die te laat bezwaar hebben gemaakt tegen een te hoge heffing in box 3 van de inkomstenbelasting hoeven juridisch gezien geen compensatie te krijgen. Dat heeft de Hoge Raad geoordeeld. Nu dit arrest er is, kan het kabinet ook besluiten hoe groot de doelgroep voor de box 3-compensatie wordt.

De Hoge Raad heeft de systematiek die sinds 2017 geldt voor de heffing in box 3 eind vorig jaar afgeserveerd. In reactie daarop heeft het kabinet besloten dat er compensatie komt voor belastingplichtigen die te veel belasting hebben betaald over hun inkomen uit sparen en beleggen en daar bezwaar tegen hebben gemaakt.

Ook compensatie voor niet-bezwaarmakers?

De vraag die de gemoederen in Den Haag sindsdien flink bezighoudt is: wat moet er gebeuren met belastingplichtigen die wel te veel belasting hebben betaald, maar géén bezwaar hebben ingediend? Afhankelijk van hoe ruimhartig de compensatieregeling wordt, kan de rekening voor de schatkist namelijk oplopen tot een slordige € 12 miljard. Het kabinet heeft vooralsnog gekozen voor de minst ruime variant, waarbij alleen de te hoge heffing op spaargeld wordt gecompenseerd.
De vraag wat er moet gebeuren met gedupeerden die geen bezwaar hebben gemaakt, heeft staatssecretaris Marnix van Rij van Financiën eerder voor zich uitgeschoven. Dat was in afwachting van een arrest van de Hoge Raad. Van Rij verwachtte dat hij uiteindelijk in het najaar een besluit zou kunnen nemen. Maar het verwachte arrest is er dus nu al.

Hoge Raad kan belastingplichtige niet helpen

In deze zaak moest de Hoge Raad oordelen over een belastingplichtige die te laat bezwaar had gemaakt tegen de box 3-heffing in onder meer 2017 en 2018. De inspecteur had de te laat ingediende bezwaren nog wel aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering (vraag & antwoord) van de aanslag. Dat verzoek werd afgewezen, waarna de belastingplichtige naar de rechter stapte.
Maar de Hoge Raad kon de belastingplichtige niet verder helpen. Het verzoek om ambtshalve vermindering voldeed namelijk niet aan de voorwaarden. Nieuwe uitspraken in rechtszaken kunnen er weliswaar voor zorgen dat een aanslag niet meer klopt en dat een belastingplichtige recht heeft op vermindering. Maar als die gerechtelijke uitspraak wordt gedaan op het moment dat de aanslag al onherroepelijk vaststaat, wordt er geen ambtshalve vermindering meer verleend. En in dit geval waren de bezwaren te laat en stonden de aanslagen dus al wél onherroepelijk vast. Nu de staatssecretaris voor dit soort gevallen geen uitzondering heeft gemaakt, is er juridisch gezien geen reden voor compensatie, oordeelde de Hoge Raad.

Gevolgen voor besluitvorming nog even ongewis

Het arrest is er dus eerder dan het kabinet had verwacht. Of dat ook tot snelle besluitvorming gaat leiden valt nog even te bezien. Voorlopig is het kabinet eerst druk bezig met het vinden van financiële dekking voor de box 3-compensatie van de belastingplichtige die wél bezwaar hebben gemaakt. Ook oordeelt de Hoge Raad nu over een situatie waarin de aanslag onherroepelijk vaststaat, maar voor aanslagen over bijvoorbeeld 2021 is dat nog niet het geval. Staatssecretaris Van Rij laat weten dat hij zorgvuldig gaat bestuderen 'of en hoe herstel kan worden geboden aan niet-bezwaarmakers'. Uiterlijk op Prinsjesdag laat het kabinet de uitkomst weten, aldus Van Rij.

Juridische route voor vermindering

De Hoge Raad oordeelde ook nog in een zaak van een belastingplichtige die wél op tijd bezwaar had gemaakt. In die zaak kon de Hoge Raad echter op basis van de specifieke omstandigheden ook geen rechtsherstel bieden aan de belastingplichtige. Wel wees de Raad in zijn arrest nog op juridische routes voor belastingplichtigen. De Belastingdienst gaat de eerder opgelegde aanslagen inkomstenbelasting aanpassen naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van eind vorig jaar. Tegen die vermindering kunnen belastingplichtigen in principe niet in beroep bij de rechter, zo stelde de Hoge Raad vast. Maar wat wél kan, is het indienen van een verzoek om ambtshalve (verdere) vermindering van de aanslag. Wijst de inspecteur dat verzoek af, dan kan de belastingplichtige tegen dat besluit wel in beroep.
Hoge Raad, 20 mei 2022, ECLI (verkort): 720 en 718