Urenstaat op detailniveau nodig voor S&O-aftrek

2 juli 2018 | Door redactie

Als een ondernemer in de aangifte de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-aftrek) claimt, kan de inspecteur vragen om een gedetailleerde urenstaat ter onderbouwing. Is die urenstaat niet aanwezig, dan is het terecht dat de aftrek wordt geschrapt. Dit heeft rechtbank Noord-Nederland onlangs aangegeven.

De S&O-aftrek geeft ondernemers die aan de voorwaarden voldoen een fiscaal voordeel in de inkomstenbelasting. Zij mogen over 2018 een vaste aftrek van € 12.623 claimen. Startende zzp'ers kunnen bovendien nog eens € 6.315 extra in aftrek brengen. Om voor de S&O-aftrek in aanmerking te komen moet een ondernemer:

In de zaak van rechtbank Noord-Nederland ging het om een VOF die op een innovatieve manier snoepgoed ontwikkelde en produceerde. Een van de vennoten claimde de S&O-aftrek in de aangifte IB. Een S&O-verklaring had deze onderneemster in haar bezit. De inspecteur weigerde echter deze aftrek en legde een navorderingsaanslag op. Daar was de vennoot het niet mee eens.

Detailgegevens aard van werkzaamheden nodig

Voor de rechtbank overlegde zij een urenstaat en een agenda. Hieruit bleek dat zij ten minste 1.225 uren voor de VOF had gewerkt. Zij had dus recht op de zelfstandigen- en startersaftrek. De door de onderneemster gegeven specificatie ten aanzien van de S&O-uren was echter onvoldoende. Deze vermeldde alleen de in totaal per dag aan S&O-werk bestede uren en bevatte geen detailgegevens van de precieze aard van de werkzaamheden. Om werkzaamheden als S&O-werk te kunnen bestempelen moet er precies worden aangegeven of er sprake is van dit werk of van een andere ondernemingsactiviteit. Dit is dus een groot verschil met de aan te tonen uren voor het urencriterium. Volgens de rechtbank heeft de onderneemster niet voldoende aangetoond dat de door haar aangegeven uren S&O-werkzaamheden waren die zij zelf had verricht. De S&O-aftrek was dus terecht geweigerd door de inspecteur.
Rechtbank Noord-Nederland, 19 april 2018 (gepubliceerd 25 juni 2018), ECLI (verkort): 1429