Zonder instemming van de OR, kan de bestuurder geen cameratoezicht op de werkvloer invoeren. Legt de bestuurder zijn plannen voor aan de raad, dan is het aan de OR om kritische vragen te stellen over het cameratoezicht.
De OR heeft instemmingsrecht bij de vaststelling, wijziging of intrekking van een regeling rond het verwerken of beschermen van de persoonsgegevens van de in de onderneming werkzame personen. De OR heeft dus instemmingsrecht bij (geheim) cameratoezicht. Dit is vastgelegd in artikel 27, lid 1k van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). Vooral personeelsvolgsystemen, zoals cameratoezicht, vragen bijzondere aandacht van de OR.
Voor cameratoezicht op de werkplek gelden strikte regels volgens de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) verzorgt de handhaving van de AVG en kan controles uitvoeren, waarschuwingen geven en boetes opleggen. Ontvangt de OR van de bestuurder een instemmingsverzoek voor cameratoezicht, dan is het dus zaak dat de OR kritisch naar de plannen kijkt. De AP ondersteunt de OR bij de bewaking van de privacy en beschrijft in een handreiking een aantal vragen die de OR kan stellen:
In geval van heimelijk cameratoezicht moet de OR nog een aantal aanvullende vragen stellen: