Uw organisatie mag ervoor kiezen om een rookbeleid op te stellen en bij overtreding daarvan een boete op te leggen. Dit gebeurde onlangs bij een scheepsbouwbedrijf, waar de werknemers niet meer buiten de pauzes om mochten roken. Deden ze dat toch, dan konden ze bij een derde overtreding een boete verwachten. Voor het invoeren of wijzigen van een rookbeleid heeft de bestuurder wel instemming nodig van uw OR.
De scheepsbouwer voerde een gezondheidsbeleid met als doel om de werknemers langer aan het werk te houden. De anti-rookmaatregel sloot goed aan bij dit beleid. De OR van de onderneming steunde het gezondheidsbeleid en daarmee ook de boete bij overtreding van het rookbeleid. Bij de derde overtreding zou een werknemer € 100 minder salaris krijgen uitgekeerd en bij de vierde overtreding zou zijn winstuitkering komen te vervallen.
Volgens artikel 27 lid 1d WOR heeft uw OR instemmingsrecht bij wijzigingen op het gebied van regelingen over de arbeidsomstandigheden. Ook een regeling zoals het rookbeleid valt hieronder. Overweegt uw bestuurder om een rookbeleid en boete in te voeren, dan moet hij die boete als een uiterste maatregel zien. De werknemer moet dus eerst een waarschuwing krijgen als hij bijvoorbeeld niet in de officiële pauzes of aangewezen rookruimtes rookt. Het is ook goed als de werkgever hulp biedt bij het stoppen met roken.
Bij het beoordelen van de instemmingsaanvraag voor het rookbeleid moet uw OR erop letten dat de volgende regels voor het opleggen van een boete worden nageleefd: