De OR geeft geen instemming, de rechter wel

27 september 2013 | Door redactie

Krijgt de bestuurder voor een voorgenomen besluit geen instemming van de OR, dan kan hij de kantonrechter om vervangende toestemming vragen. De kantonrechter geeft die toestemming alleen als het niet geven van instemming van de OR onredelijk is of als het besluit van de bestuurder voortkomt uit bedrijfseconomische redenen. Vanwege die laatste reden kreeg een bestuurder onlangs toestemming om de jaarlijkse prijscompensatie op het loon af te schaffen.

In een rechtszaak had een bestuurder – na bemiddeling door de bedrijfscommissie – om vervangende toestemming voor zijn besluit gevraagd. De OR was namelijk niet akkoord gegaan met de afschaffing van de jaarlijkse automatische prijscompensatie van het loon, omdat de bestuurder geen alternatieven hiervoor had aangegeven. De bestuurder wilde dit besluit vanwege de zorgelijke financiële situatie van de organisatie toch doorvoeren.

OR zou onderhandelingspositie verliezen

Daarbij liet de bestuurder zien dat hij ook al andere maatregelen had genomen – zoals het versoberen van de leasecontracten en het naar beneden brengen van de huur – om de positie van de organisatie te verbeteren. De OR wilde niet dat de prijscompensatie werd afgeschaft, want dan zou hij zijn onderhandelingspositie op dit punt geheel verliezen; hij zou dan geheel afhankelijk worden van de bereidheid van de organisatie om de lonen te verhogen.

Prijscompensatie geschrapt met vervangende toestemming

De kantonrechter toonde begrip voor dit argument en vond het niet onredelijk dat de OR geen instemming had gegeven. Toch gaf de kantonrechter de bestuurder toestemming (artikel 27 lid 4 WOR) voor het schrappen van de automatische prijscompensatie, omdat de bestuurder voldoende had aangetoond dat dit nodig was vanwege bedrijfseconomische redenen.
Rechtbank Gelderland, 23 augustus 2013, ECLI (verkort): 2826