Het kabinet heeft het fiscale overgangsrecht voor een 'harde' Brexit uitgewerkt. Dit is een kussen voor het scenario waarin de Britten de Europese Unie verlaten zonder nadere afspraken. Het overgangsrecht gaat ook gelden voor ‘nieuwe gevallen’, zoals Nederlanders die pas na 30 maart 2019 naar het Verenigd Koninkrijk verhuizen.
Staatssecretaris Snel van Financiën heeft eerder al aangekondigd dat hij een vangnet wil spannen om de fiscale schok van een harde Brexit te dempen. Het is nog altijd niet uitgesloten dat de Britten inderdaad op 29 maart 2019 de EU verlaten zonder deal. Mocht het zover komen, dan treedt er een overgangsrecht in werking. Dit komt er op neer dat de Belastingdienst het Verenigd Koninkrijk (VK) nog heel 2019 ziet als EU-land. Snel vindt een overgangsrecht voor ‘nieuwe gevallen’ eigenlijk niet nodig. Maar onderscheid maken tussen bestaande en nieuwe gevallen blijkt ondoenlijk voor de fiscus.
Het overgangsrecht is nodig, want anders is het VK vanaf 30 maart aanstaande voor de Nederlandse belastingwetten direct een ‘derde land’ in plaats van een EU-land. Daarmee zouden burgers en ondernemingen ook per direct naar hun belastingvoordelen kunnen fluiten.
Staatssecretaris Snel trekt nu € 4 miljoen uit om de overgang soepel te laten verlopen. In een conceptbesluit (pdf) keurt de bewindsman goed dat voor een aantal belastingwetten het VK nog het hele jaar als een EU-land wordt gezien. Dit geldt bijvoorbeeld voor de inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting (VPB), de loonbelasting en de autobelasting BPM. Snel wil ook voor de BTW een overgangsrecht instellen, maar dat moet gebaseerd worden op Europese richtlijnen en die zijn er nog niet. Hoe de fiscus straks omgaat met goederen die rond de Brexit-datum onderweg zijn tussen het VK en Nederland wordt dus later ingevuld.
Bij de inkomstenbelasting gaat het bijvoorbeeld om een groep Nederlanders die in het VK wonen, maar van wie het inkomen deels in Nederland belast is. Zij hebben onder voorwaarden recht op sommige aftrekposten, zoals de hypotheekrenteaftrek en de aftrek voor studiekosten. Die rechten behouden zij dankzij het overgangsrecht dus voorlopig.
Voor de VPB is er een goedkeuring voor fiscale eenheden met een zogeheten topmaatschappij die Brits is. Bij een ‘no deal’ zou zo’n eenheid per direct worden verbroken. Maar nu blijft die dus nog heel 2019 bestaan. Ook is er een goedkeuring voor Nederlandse ondernemingen met belangen in Britse ondernemingen die nu onder de deelnemingsvrijstelling (tool) vallen. Door die vrijstelling is hoeft de onderneming met het belang geen dubbele belasting te betalen over winsten. Zonder overgangsrecht zou de vrijstelling per direct vervallen, maar die blijft nu dus tot het eind van het jaar gelden. Snel merkt wel nogmaals op dat het overgangsrecht pas in werking treedt als ‘min of meer duidelijk is’ dat het een no deal-Brexit wordt.