Voornemen herinvestering niet al in jaar vervreemding nodig

24 oktober 2022 | Door redactie

Voor het vormen van een herinvesteringsreserve is het niet nodig dat er al een voornemen tot herinvestering is in het jaar van vervreemding van het bedrijfsmiddel. Dit is onlangs door de Hoge Raad aangegeven.

Een belastingplichtige voor de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting kan een herinvesteringsreserve vormen voor de opbrengst van de verkoop van een bedrijfsmiddel (verdiepingsartikel). Hierdoor wordt de verschuldigde heffing over de behaalde boekwinst bij de verkoop van het bedrijfsmiddel dus uitgesteld. Om deze reserve te mogen vormen (rekentool) moet een belastingplichtige wel aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • Er moet een voornemen zijn tot herinvestering.
  • Een bedrijfsmiddel dat in meer dan tien jaar wordt afgeschreven (onroerend goed) moet worden vervangen door een bedrijfsmiddel met dezelfde economische functie (uitzondering overheidsingrijpen).
  • De belastingplichtige moet binnen drie jaar een herinvestering plegen.

In onderstaande zaak werd over de eerste voorwaarde en de vraag wanneer dit voornemen er precies moest zijn gesteggeld.

Opbrengst gebruikt voor aflossing schulden

Het ging hier om een bv die onroerende zaken exploiteerde. De bv verkocht in de jaren 2010-2012 bijna alle onroerende zaken. Met de opbrengst loste ze haar hypotheken en belastingschulden af. Voor de opbrengst vormde de bv een herinvesteringsreserve. De inspecteur was het niet eens met de vorming van de herinvesteringsreserve omdat er een herinvesteringsvoornemen ontbrak. Hier schaarde gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich ook achter. Bij het besluit speelde mee dat de verkoopopbrengst was gebruikt voor de aflossing van hypotheek- en belastingschulden en dat er dus voor herinvestering externe financiering nodig zou zijn. En de financiële situatie van de bv was niet zodanig dat ze makkelijk een lening zou kunnen krijgen.

Er hoeft geen voornemen in jaar vervreemding te zijn

De Hoge Raad ging hier echter niet in mee. Ons hoogste rechtsorgaan stelde dat het voor het vormen van het herinvesteringsreserve niet nodig is dat er al een voornemen tot herinvestering in het jaar van vervreemding is. De uitspraak van het hof was dus niet juist. Maar stelde ons hoogste rechtsorgaan er kan geen herinvesteringsreserve worden gevormd als redelijkerwijs niet te verwachten is dat de herinvestering binnen de 3-jaarstermijn zal kunnen plaatsvinden. Verder geldt dat als stukken over een herinvesteringsvoornemen in 2010 ontbreken, dit niet betekent dat een herinvesteringsvoornemen niet is te bewijzen. Dat bewijs mag de bv ook op een andere wijze leveren.
De Hoge Raad heeft daarop de zaak naar Hof Den Bosch verwezen met nog wel de mededeling dat er voor het vormen van een herinvesteringsreserve geen concreet plan hoeft te bestaan om een vervangende investering te doen, ook niet qua financiering.
Hoge Raad, 21 oktober 2022, ECLI (verkort): 1507

 

Bijlagen bij dit bericht