Per 1 juli 2024 gelden er nieuwe bedragen voor de maandelijkse beslagvrije voet bij een loonbeslag. Opnieuw gaan de bedragen voor alle vier categorieën – alleenstaanden, alleenstaande ouderen, gehuwden zonder kinderen en gehuwden met kinderen – omhoog.
Als een werknemer schulden heeft, kan een werkgever te maken krijgen met een loonbeslag. De schuldeiser van de werknemer legt dan beslag op een deel van het loon van deze werknemer. Het deel dat de werknemer mag houden voor zijn levensonderhoud en vaste lasten is de zogenoemde beslagvrije voet. Voor het bepalen van de hoogte van deze beslagvrije voet, geldt een berekeningswijze. De hoogte hangt af van het inkomen van een werknemer en zijn gezinssituatie. Er zijn drie inkomensgroepen (hoog, midden en laag).
Voor de groep werknemers met een hoog inkomen gelden de maximumbedragen voor de beslagvrije voet. Werknemers die behoren tot deze groep hebben vanwege de hoogte van hun inkomen geen recht op toeslagen. Per 1 juli 2024 gelden voor deze werknemers de volgende maximale bedragen voor de beslagvrije voet:
Voor werknemers met een middeninkomen is de beslagvrije voet opgebouwd uit verschillende componenten. Hun beslagvrije voet wordt berekend met een formule die in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat. Voor werknemers met een laag inkomen – gelijk aan of lager dan de voor hen geldende bijstandsnorm – is de beslagvrije voet 95% van het netto inkomen, inclusief het vakantiegeld, dat officieel vakantiebijslag heet. Deze werknemers hebben daardoor altijd 5% afloscapaciteit.