Afbouw inhouding huisvestingskosten gaat niet door
Het eerdere kabinetsplan om per 1 januari 2026 het maximale percentage af te bouwen dat een werkgever kan inhouden voor huisvestingskosten van zijn werknemer, gaat niet door. Demissionair minister Paul van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schrijft dat in een brief aan de Tweede Kamer.
Op dit moment mag een werkgever maximaal 25% van het (bruto) wettelijk minimumloon waar een werknemer recht op heeft, inhouden voor huisvestingskosten. Eerder dit jaar publiceerde het kabinet een conceptwijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag. Hierin was voorgesteld het maximale inhoudingspercentage vanaf 2026 stapsgewijs af te bouwen, met elk jaar 5%-punt. Per 1 januari 2030 zou het inhoudingspercentage uiteindelijk op nul uitkomen en de regeling niet meer bestaan.
Mogelijk nadelige gevolgen voor arbeidsmigrant
Demissionair minister Paul van SZW laat de Tweede Kamer nu weten dat de inhoudingsmogelijkheid toch niet vanaf 1 januari 2026 wordt afgebouwd. Het risico bestaat namelijk dat afschaffing ervan op dit moment nadelige gevolgen heeft voor de arbeidsmigrant, zo geeft de minister aan. Daarom is besloten om de inhoudingsregeling vooralsnog in stand te houden.
Strikte voorwaarden voor inhouding op minimumloon
Welke voorwaarden gelden er? In principe zijn alle inhoudingen op het wettelijk minimumloon verboden. Naast inhoudingen of verrekeningen met een wettelijke basis - zoals de loonheffingen en pensioenpremie - zijn inhoudingen of verrekeningen alleen toegestaan onder deze voorwaarden:
- Er is een volmacht (tool) nodig die door de werknemer ondertekend is.
- Inhoudingen op en verrekeningen met het wettelijk minimumloon zijn alleen toegestaan voor huisvestingskosten en de zorgverzekeringspremie (artikel) en er gelden strikte maximumbedragen of -percentages voor.
- De huisvesting moet van een woningcorporatie zijn of gecertificeerd zijn door te voldoen aan huisvestingsnormen uit een cao.
Ook moet het ingehouden bedrag zichtbaar zijn op de loonstrook.