Binnenkort moeten werkgevers medewerkers die op basis van een overeenkomst van opdracht werken, minstens het wettelijk minimumloon betalen. De Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel dat dat regelt en met een motie die de doelgroep van het minimumloon uitbreidt.
Op dit moment staat het opdrachtgevers nog helemaal vrij om met een opdrachtnemer een tarief af te spreken. Daar komt binnenkort verandering in: de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) gaat dan niet alleen gelden voor werknemers, maar ook voor opdrachtnemers die werken op basis van een overeenkomst van opdracht (OVO). Het bekendste voorbeeld zijn de opdrachtnemers die pakketten bezorgen voor postbedrijven.
In de motie die de Eerste Kamer heeft aangenomen (pdf) staat dat de WML straks niet alleen moet gelden voor werknemers en opdrachtnemers die werken op basis van een OVO, maar ook voor andere opdrachtnemers. Aannemers van werk en artiesten zouden daardoor ook minimaal het minimumloon per uur (tool) betaald moeten krijgen. Ook zou de fictieve dienstbetrekking voor gelijkgestelden en thuiswerkers volgens de motie weer verplicht moeten worden.
Het laatste punt uit de motie gaat om ondernemers in de fiscale zin. Zij gaan niet onder de WML vallen. De motie schrijft voor dat het voor opdrachtgevers eenvoudiger moet worden om te verifiëren dat zij met een ondernemer te maken hebben.
Het wetsvoorstel (pdf) en de bijbehorende motie treden nog niet meteen in werking. Er is namelijk sprake van uitgestelde inwerkingtreding. Die houdt in dat de wijzigingen pas zes maanden na de publicatie in het Staatsblad van kracht worden. Opdrachtgevers hebben dus nog even de tijd om zich erop voor te bereiden.