Is sommige situaties kan het nodig zijn het werk stil te leggen. Het is echter niet toegestaan om werk te weigeren. De arbeidsomstandigheden bepalen wanneer de werknemer bevoegd is om het werk te onderbreken. Dat mag alleen bij acuut gevaar.
Niet alleen Inspectie SZW, maar ook werknemers hebben het recht om het werk te onderbreken. Dit mag echter alleen bij zeer onveilige arbeidsomstandigheden waarbij sprake is van direct gevaar voor personen en waarbij hij niet kan wachten op de inspectie. De werknemer mag dit doen zolang als de gevaarlijke situatie voortduurt. Dit is geregeld in artikel 29 van de Arbowet. Het is aan ‘het redelijke oordeel’ van de werknemer om de ernst van het gevaar in te schatten. Hij mag door de werkonderbreking niet worden benadeeld. Als de werknemer terecht het werk heeft onderbroken, krijgt hij gewoon zijn loon doorbetaald.
Het kan voorkomen dat de werkgever van mening is dat de werknemer de situatie onjuist heeft ingeschat en dus ten onrechte het werk heeft onderbroken. In dat geval is het aan de werkgever om te bewijzen dat dit zo is. Heeft de werknemer het werk stilgelegd zonder de werkgever of een bevoegde leidinggevende te raadplegen, dan moet hij dit wel onmiddellijk melden. De onderbreking moet ook zo snel mogelijk worden gemeld bij Inspectie SZW. Die moet vervolgens bepalen of en wanneer het werk mag worden hervat. De bevoegdheid van de werknemer om het werk te onderbreken, eindigt hiermee.
Ook Inspectie SZW kan optreden bij een ernstige overtreding of gevaar. Zij kan de volgende maatregelen nemen:
WERK ONDERBREKEN: er is sprake van acuut gevaar voor personen. De werknemer houdt recht op loon gedurende de tijd van de werkonderbreking.
WERK WEIGEREN: de werknemer verricht opzettelijk geen arbeid terwijl daar geen goede reden voor is. Er is bijvoorbeeld sprake van een geringe onveiligheid die de werknemer zelf eenvoudig kan oplossen. De werknemer krijgt geen loon doorbetaald.