De Arbeidstijdenwet heeft nieuwe definities

3 december 2012 | Door redactie

De begrippen ‘arbeidstijd’ en ‘rusttijd’ hebben een nieuwe definitie in de Arbeidstijdenwet gekregen. De Eerste Kamer is op 31 oktober 2012 akkoord gegaan met de wijziging van begrippen de Arbeidstijdenwet. In de praktijk verschillen werkgever en medewerkers wel eens over de definitie van deze begrippen met rechtszaken tot gevolg. De nieuwe definities van de begrippen ‘arbeidstijd’ en ‘rusttijd’ moeten een einde maken aan de onduidelijkheden.

Aanleiding voor de wetswijziging in de Arbeidstijdenwet waren een aantal rechtszaken waarin onduidelijkheid was ontstaan over wat wel en niet onder ‘arbeidstijd’ valt. Arbeid hoeft niet per se het verrichten van (de gebruikelijke) werkzaamheden te zijn. De tijd die een arts bijvoorbeeld ’s nachts in het ziekenhuis doorbrengt omdat hij oproepbaar moet zijn, valt onder arbeidstijd, ook als hij tijdens deze wachtdienst slaapt. In die situatie is er sprake van een gezagsrelatie: de arts is verplicht om gehoor te geven aan een mogelijke oproep. Daarom valt de volledige wachtdienst van de arts onder arbeidstijd. Die gezagsrelatie was tot nog toe niet expliciet opgenomen in de wet. Door de wijziging van de Arbeidstijdenwet (ATW) (pdf) is de definitie van ‘arbeidstijd’ verduidelijkt.

Arbeidstijd is tijd onder gezag van de werkgever

In de wet staat voortaan dat arbeidstijd de tijd is dat een medewerker ‘onder gezag van de werkgever’ arbeid verricht. Of reistijd als arbeidstijd geldt en u de reisuren als arbeidsuren moet uitbetalen, hangt af van de vraag of de medewerker ondergeschikt is aan de werkgever en hij functionele opdrachten, aanwijzingen en instructies over de arbeid en de arbeidsomstandigheden moet opvolgen en uitvoeren. Reistijd in de zin van woon-werkverkeer, valt niet onder arbeidstijd. Overigens kunnen hierover ook bepalingen zijn opgenomen in de cao of bedrijfsregeling van uw organisatie. De ATW geeft alleen regels voor arbeids- en rusttijden.