Reële heffing vermogen heeft toch de voorkeur

1 oktober 2015 | Door redactie

Een groot deel van de Tweede Kamer vindt dat de heffing over het inkomen uit sparen en beleggen goed moet aansluiten bij het werkelijke rendement. Dit blijkt uit de eerste dag van de algemene financiële beschouwingen.

Op Prinsjesdag heeft het kabinet een voorstel gedaan om de heffing over het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) per 2017 meer aan te laten sluiten bij het werkelijk rendement. Het voorstel gaat echter nog steeds uit van veronderstelde rendementen. De Raad van State had al veel kritiek op het plan. Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft echter aangegeven dat het op dit moment voor de Belastingdienst niet mogelijk is om reële rendementen te berekenen en te controleren.

Twijfels over uitvoerbaarheid en haalbaarheid

Veel partijen in de Tweede Kamer zien ook liever dat in box 3 de werkelijke rendementen worden belast. D66 en CDA twijfelen aan de uitvoerbaarheid en de juridische haalbaarheid van het voorstel van het kabinet. CDA stelde zelfs voor om het gedeelte over de heffing in box 3 los te koppelen van het Belastingplan 2016, maar het kabinet ziet dat niet zitten. Verschillende partijen in de Tweede Kamer vinden dat de fiscus in ieder geval in 2020 moet overstappen op een systeem dat werkelijke rendementen belast. Het is nu afwachten of het kabinet toch een meerderheid krijgt in de Tweede en Eerste Kamer.   

Meer aansluiten bij de werkelijkheid

Op dit moment betaalt u in box 3 (tool) 30% belasting op basis van een verondersteld rendement op het vermogen van 4%. In het Belastingplan 2016 (tool) is voorgesteld om per 2017 drie schijven in te voeren voor oplopende vermogens en het heffingvrije vermogen te verhogen van € 21.330 naar € 25.000. Het kabinet wil met dit voorstel meer aansluiten bij de werkelijkheid. Uit een recent rapport blijkt dat het Centraal Planbureau daar ook groot voorstander van is.