Voordat ontslag mogelijk is, moet de werkgever proberen om de werknemer te herplaatsen. In de Ontslagregeling is verduidelijkt welke arbeidsplaatsen bij die herplaatsing moeten worden betrokken.
De Ontslagregeling bevat nadere regels voor ontslag. Per 1 juli 2016 zijn in de regeling voorschriften voor de herplaatsingseis gespecificeerd. Deze eis houdt in dat de werkgever voor ontslag (tools) niet alleen een redelijke ontslaggrond nodig heeft, maar ook moet onderzoeken of er voor de werknemer een andere passende functie beschikbaar is.
Om herplaatsing mogelijk te maken, kan het nodig zijn dat de werkgever de samenwerking met een andere arbeidskracht moet beëindigen. De werknemer die in aanmerking kwam voor ontslag, neemt dan die arbeidsplaats in. In artikel 9 van de Ontslagregeling is nu verhelderd welke arbeidsplaatsen de werkgever bij zijn beoordeling (over de opties voor herplaatsing) moet betrekken. Het gaat om arbeidsplaatsen waarvoor langer dan 26 weken werk is en die worden ingevuld door werkenden:
Bij de introductie van bovenstaande lijst is er ook inhoudelijk het één en ander veranderd. Zo werden AOW’ers en zzp’ers eerder niet genoemd. Dat de zzp’er daadwerkelijk zelfstandig is, moet de werkgever op dezelfde manier aannemelijk kunnen maken als in de situatie waarin hij werk wil gaan uitbesteden aan een zzp’er. Door de afschaffing van de VAR zijn de regels hiervoor veranderd.