Bijtelling privégebruik niet strijdig met EVRM

11 april 2017 | Door redactie

Dat de bijtelling voor privégebruik van een auto van de zaak wordt berekend aan de hand van een vast percentage kan wettelijk prima door de beugel, concludeert advocaat-generaal René Niessen. De waarderingsmethode is volgens hem dan ook niet in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Niessen boog zich over een zaak waar een thuiszorgorganisatie bezwaar maakte tegen een naheffingsaanslag voor de loonheffingen. De organisatie had negen wat oudere auto’s, waarmee de werknemers onder meer klanten konden bezoeken. ’s Morgens haalden ze de sleutels op en ’s avonds leverden ze de auto weer in, tenzij het efficiënter was om de auto een nachtje mee naar huis te nemen.

Rittenadministratie ontbreekt

Maar de Belastingdienst kon 61 ‘vaststellingen’ overleggen, waarbij de auto’s van de organisatie op plaatsen waren gesignaleerd die niet werkgerelateerd waren. De fiscus concludeerde mede daarom dat de werknemers de auto’s van de zaak (tools) voor privédoeleinden konden gebruiken.
En omdat de organisatie helemaal geen rittenadministratie (tool) had bijgehouden, kon zij ook niet aantonen dat dit gebruik onder de niet-belaste grens van 500 privékilometers bleef. De organisatie had dus rekening moeten houden met bijtelling (tool). De Belastingdienst telde 25% van de cataloguswaarde van de auto’s bij het loon op en legde hiervoor een naheffingsaanslag met boete op.

Forfait geen buitensporige last

De thuiszorgorganisatie voerde aan dat de bijtelling in strijd was met het EVRM. Dit omdat de belasting op privégebruik van de auto wordt geheven op basis van een forfait, in dit geval een percentage van de cataloguswaarde, terwijl dat niet strookt met de werkelijke waarde. De auto’s van de organisatie waren gemiddeld tien jaar oud en daardoor was de waarde veel lager dan de catalogusprijs. Dit vormde dus een onaanvaardbare individuele last volgens artikel 1 van het EVRM.
Maar het hof ging daar niet in mee. En ook advocaat-generaal Niessen komt tot die conclusie. Hij wijst erop dat een overheid om doelmatigheidsredenen mag kiezen om te rekenen met een forfait. Volgens Niessen is dat in dit geval ‘een redelijke benadering voor de waarde in het economische verkeer van het gebruiksrecht’. Daarnaast is niet aangetoond dat de heffing in dit geval de financiële positie van de organisatie zwaar aantast.
Advocaat-generaal Niessen, 14 maart 2017, ECLI (verkort): 221