Geld is niet meer de belangrijkste drijfveer op het werk. Werkgevers zouden meer oog moeten hebben voor autonoom werken, uitblinken en zinvol werken. Dat zijn namelijk de factoren die werknemers motiveren en die hen dus beter doen presteren.
De aloude economische theorie dat iets belonen tot meer van hetzelfde gedrag leidt en iets beboeten tot minder van hetzelfde gedrag leidt, gaat op de werkvloer tegenwoordig niet meer op. Geld is weliswaar een belangrijke drijfveer voor werknemers, maar eigenlijk alleen als het gaat om technisch werk. Dan verbetert de prestatie als de beloning (tool) stijgt. Maar als er cognitieve vaardigheden nodig zijn voor het werk, zijn andere drijfveren belangrijker voor een betere prestatie.
Werkgevers zouden zich niet vooral moeten richten op geld, of op macht, positie en controle om werknemers te motiveren, maar op drie andere factoren:
Om deze factoren in te kunnen zetten, is zelfinzicht van de werknemer nodig. Want wat is zijn eigen manier van werken precies? Waar is hij goed in (tool)? En wanneer heeft hij dan plezier in het werk? Om hier achter te komen, zal de manager deze punten moeten bespreken met zijn werknemers. Maar ook de manager zelf moet antwoord kunnen geven op deze vragen, anders wordt het invullen van deze factoren voor een werknemer heel lastig.