Vraag naar student in vacaturetekst verboden

18 mei 2017 | Door redactie

Een werkgever mag niet zomaar in een vacaturetekst aangeven dat hij de voorkeur geeft aan een scholier of student. Zo’n voorkeur zorgt voor een indirect onderscheid op grond van leeftijd.

Het College voor de Rechten van de Mens moest onlangs beoordelen of een organisatie een verboden onderscheid maakte door in vacatureteksten aan te geven dat zij op zoek was naar scholieren of studenten. Volgens het antidiscriminatiebureau dat de zaak startte was er geen goede reden om oudere werkzoekenden te ontmoedigen om te solliciteren. Volgens de werkgever was het wel toegestaan om specifiek scholieren en studenten te werven, omdat het om hulpkrachtfuncties ging. Leeftijdsonderscheid is dan toegestaan.

Werkgever moet reden voor onderscheid benoemen

Het College stelde vast dat de werkgever met de woorden ‘bij voorkeur scholier’ en ‘bij voorkeur student’ in veel vacatures een leeftijdscriterium hanteerde dat oudere werkzoekenden kon ontmoedigen om te solliciteren. De meeste scholieren en studenten zijn immers niet ouder dan 30 jaar. De werkgever gaf in de vacatureteksten (tool) geen reden op voor het indirecte onderscheid op grond van leeftijd. Op basis van de gelijkebehandelingswetgeving is deze motivering wel verplicht.

Leeftijdsdiscriminatie wel toegestaan bij hulpkrachten

Het standpunt van de werkgever dat het leeftijdsonderscheid was toegestaan omdat het om werving van hulpkrachten ging, was onjuist. Van een hulpkracht is sprake als er niet of nauwelijks opleiding en competenties vereist zijn en de overeengekomen arbeidsduur maximaal 12 uur per week is. Veel functies voldeden niet aan deze criteria. De werkgever kon daardoor geen beroep doen op de wettelijke uitzondering die leeftijdsdiscriminatie toestaat (tool) als dit gebaseerd is op beleid om de arbeidsparticipatie van een bepaalde leeftijdscategorie te bevorderen. Omdat de werkgever geen andere reden voor het onderscheid aandroeg, was hij schuldig aan discriminatie.
College voor de Rechten van de Mens, 9 mei 2017, oordeelnummer: 2017-59