Lening niet-gelieerde partijen kan ook onzakelijk zijn

25 juli 2017 | Door redactie

Een lening tussen bijvoorbeeld een directeur-grootaandeelhouder (dga) en zijn bv kan het etiket 'onzakelijk' krijgen. Dat is het geval als een onafhankelijke derde de lening nooit tegen die voorwaarden had verstrekt. Maar een lening tussen niet-gelieerde partijen kan net zo goed onzakelijk zijn, zo bevestigde de rechtbank in Breda onlangs.

De fiscus let specifiek op de zakelijkheid van leningen tussen gelieerde partijen, zoals een dga en zijn bv of ondernemingen die een fiscale eenheid vormen. In deze zaak ging het om een vader, dga van een bv, die de aandelen in een dochterbedrijf verkocht aan zijn zoon. Die aandelen gingen naar de persoonlijke holding van de zoon. Bij de verkoop bleef de dik €390.000 aan schuld van het dochterbedrijf aan de bv van de vader goeddeels in stand.

Vorderingen van fiscale winst afhalen

De vraag voor de rechter was of het in stand laten van die schuld een onzakelijke lening betrof. De vader had bij zijn aangifte voor de vennootschapsbelasting (tools) namelijk de vorderingen op het dochterbedrijf in mindering gebracht op de fiscale winst.
De inspecteur vond dat dit niet kon, omdat er sprake was van een onzakelijke lening van de bv van de vader aan de bv van de zoon. Hij legde dan ook een VPB-aanslag op voor het winstbedrag zónder aftrekposten.

Verkoop aan zoon reden voor verstrekken lening

De rechtbank kwam tot dezelfde conclusie. De vader stelde nog dat de partijen ten tijde van de afwaardering verbonden lichamen moesten zijn om überhaupt te kunnen spreken van een onzakelijke lening. Maar de rechter veegde dat argument van tafel. Ook een lening tussen niet-gelieerde partijen kan onzakelijk zijn, als het debiteurenrisico tóch is genomen om ‘het belang te dienen van de aandeelhouder van de uitlenende vennootschap’.
Dat was hier ook aan de hand, oordeelde de rechtbank. Een onafhankelijke derde had het debiteurenrisico niet willen lopen. Maar de vader had het risico toch genomen omdat de aandelen waren verkocht aan de bv van zijn zoon. De vorderingen mochten dan ook niet van de fiscale winst worden afgehaald.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22 juni 2017 (publicatiedatum 20 juli 2017), ECLI (verkort): 3771