Meer vraag naar vertrouwenspersonen door #metoo

1 december 2017 | Door redactie

Een van de maatregelen die voortkomt uit beleid tegen psychosociale arbeidsbelasting is het aanstellen van een vertrouwenspersoon. Dat is echter niet wettelijk verplicht. De Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen wil dat de vertrouwenspersoon wordt opgenomen in de Arbowet.

Werkgevers worden door artikel3 van de Arbowet verplicht om beleid te voeren tegen psychosociale arbeidsbelasting (PSA). Hieronder vallen ongewenste omgangsvormen zoals seksuele intimidatie, discriminatie en pesten. Onderdeel van dit beleid kan het aanstellen van een vertrouwenspersoon (tool) zijn. De vertrouwenspersoon komt als zodanig niet voor in de Arbowet en dat moet veranderen, vindt de Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen (LVV) . Door de #metoo-affaire neemt de vraag naar vertrouwenspersonen toe, terwijl nog niet de helft van de organisaties in Nederland een vertrouwenspersoon heeft aangesteld.

Liefst mannelijke én vrouwelijke vertrouwenspersoon

Omdat de vertrouwenspersoon niet wettelijk verplicht is, zijn er niet alleen veel organisaties die er geen hebben (60%-65%), ook zijn er grote verschillen in de manier waarop organisaties de functie invullen. Het komt voor dat de werkgever zelf de vertrouwenspersoon is, dat er een externe vertrouwenspersoon wordt ingehuurd of de vertrouwenspersoon is er wel, maar is niet bekendgemaakt. Bij voorkeur is de vertrouwenspersoon iemand die werkzaam is in de eigen organisatie (maar niet de werkgever), zodat hij de bedrijfscultuur kent en is er zowel een mannelijke als een vrouwelijke vertrouwenspersoon aanwezig. Deze personen moeten bekend en makkelijk toegankelijk zijn.

Vertrouwenspersoon moet onafhankelijk zijn

Een vertrouwenspersoon moet onafhankelijk kunnen opereren en heeft geheimhoudingsplicht. Daarom is het advies om niet de werkgever of een HR-manager de functie van vertrouwenspersoon te laten bekleden. Dat voorkomt een dubbelepettensituatie. Heeft een organisatie een ondernemingsraad, dan moet deze worden betrokken bij beleid rond ongewenst gedrag. De OR kan op basis van artikel 15 van de Wet op de ondernemingsraden een commissie benoemen die zich met het onderwerp ongewenst gedrag bezighoudt. Ook heeft de OR instemmingsrecht op de risico- inventarisatie en -evaluatie (RI&E) waarin het risico van ongewenst gedrag zou moeten staan.