Elke organisatie moet ten minste één preventiemedewerker in dienst hebben. Slechts de helft van de Nederlandse organisaties voldoet echter aan deze eis. Hieronder de wettelijke taken van de preventiemedewerker nog eens op een rij.
Volgens cijfers van Inspectie SZW had in 2016 slechts 47% van de organisaties in Nederland een preventiemedewerker in dienst. De preventiemedewerker moet de werkgever adviseren over het voorkomen en beperken van arbeidsrisico’s. Hierbij moet hij samenwerken met de bedrijfsarts en andere arbodienstverleners. De ondernemingsraad (OR) of personeelsvertegenwoording (PVT) heeft instemmingsrecht over de benoeming van de persoon en de positie van de preventiemedewerker.
De Arbowet geeft de preventiemedewerker drie taken (artikel 13, lid 7 Arbowet):
Als een organisatie 25 of minder werknemers in dienst heeft, mag de werkgever zelf de preventiemedewerker zijn. Heeft de organisatie meer dan 25 werknemers in dienst, dan moet de werkgever één van de werknemers aanstellen als preventiemedewerker. Dit mag geen externe medewerker zijn. De preventiemedewerker moet voldoende deskundigheid en ervaring hebben om zijn preventietaken goed uit te oefenen. Ook moet hij voldoende tijd krijgen voor de uitvoering van zijn taken. Voor grote organisaties kan het nodig zijn om meer preventiemedewerkers in dienst te hebben. De OR mag zich hierover uitspreken bij het verlenen van instemming voor de benoeming van de preventiemedewerker (artikel 27, lid 1a van de Wet op de ondernemingsraden).