Slechtere arbeidsomstandigheden oproepkrachten

16 april 2019 | Door redactie

Een steeds groter aandeel van de werknemers in Nederland is oproep- of invalkracht. In 2005 was dit nog 4%. In 2017 was dit gestegen tot 8%, een verdubbeling. De arbeidsomstandigheden van de oproep- en invalkrachten zijn in de loop van de jaren verslechterd. Dit blijkt uit het TNO-rapport ‘Trends in kwaliteit van de arbeid van flexibele en vaste werknemers en multi-jobbers’.

De oproep- en invalkrachten zijn steeds ontevredener over hun werk. In 2007 was volgens de cijfers van TNO nog 80% van de oproep- en invalkrachten tevreden met het werk, in 2017 was dit gedaald tot 73%. De dalende tevredenheid is goed verklaarbaar tegen de achtergrond van de verslechterde arbeidsomstandigheden waarmee oproep- en invalkrachten te maken hebben.

Werkdruk oproep- en invalkrachten is gestegen

De verslechterde arbeidsomstandigheden van de oproep- en invalkrachten blijken bijvoorbeeld uit het lagere percentage dat volgens het TNO-rapport veel autonomie ervaart (tempo, werkwijze en volgorde van het werk en het moment van verlof kunnen bepalen). In 2007 ervoer nog 36% een hoge autonomie. In 2017 was dit gedaald naar 26%. Van de vaste krachten gaf in 2017 61% aan dat zij veel autonomie in het werk te ervaren.
Niet alleen de autonomie in het werk verslechterde voor de oproep- en invalkrachten. Ook wat taakeisen betreft, kregen zij het moeilijker. Het percentage onder de oproep- en invalkrachten dat hoge taakeisen ervoer (erg hard, snel of veel werk moeten uitvoeren), laat een stijging zien. Dit percentage is van 21% in 2007 gestegen naar 32% in 2017. Ook vaste krachten hebben hoge taakeisen. In 2017 gaf 42% van de vaste werknemers aan dat zij hoge taakeisen hebben in het werk.
Hoge taakeisen en een lage autonomie zorgen samen voor een hoge werkdruk.

Ook fysieke belasting is gestegen

Naast een hogere werkdruk kregen oproep- en invalkrachten in de loop van de jaren ook meer te maken met fysiek belastend werk. Het percentage onder hen dat regelmatig fysiek belastend werk deed, steeg van 47% in 2007 naar 56% in 2007. Het percentage vaste werknemers dat in 2017 regelmatig fysiek belastend werk deed, was daartegenover 41%.
Het verschil tussen vaste werknemers en oproep- en invalkrachten is vooral te zien bij werk waarbij een werknemer veel kracht moet zetten en werk waarbij hij herhalende bewegingen moet maken. Het percentage oproep- en invalkrachten dat regelmatig kracht moet zetten tijdens het werk, steeg van 24% in 2007 naar 32% in 2017. Onder vaste werknemers was dit percentage in 2017 20%. Het percentage oproep- en invalkrachten dat regelmatig werk deed waarin zij herhalende bewegingen moeten maken, steeg van 33% in 2007 naar 45% in 2017. Voor vaste krachten was dit percentage in 2017 32%.

Werkgever moet werkdruk en fysieke belasting tegengaan

De werkgever moet arbeidsrisico’s zoals werkdruk en fysieke belasting tegengaan. Hij moet deze risico’s opnemen in de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Hij moet maatregelen nemen om deze risico’s te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Deze maatregelen neemt hij op in het plan van aanpak. De RI&E betreft niet alleen de arbeidsrisico’s voor vaste werknemers maar ook voor flexwerkers zoals oproep- en invalkrachten.