Samenstelling van de arbocommissie

2 juli 2020 | Door redactie

In een vaste Arbocommissie mag de minderheid uit ‘gewone’ werknemers bestaan. Met andere woorden: ze hoeven geen OR-lid te zijn. Dat heeft als voordeel dat er een groter draagvlak is voor het arbobeleid in de organisatie.

Doordat in een vaste Arbocommissie ook niet OR-leden mogen plaatsnemen, is er een bredere vertegenwoordiging uit de organisatie mogelijk. Als de meerderheid maar uit OR-leden bestaat. In een Arbocommissie van vijf mensen mogen dus één of twee werknemers die niet ook in de ondernemingsraad (OR) of personeelsvertegenwoordiging (PVT) zitten. Is er de wens om meer arboprofessionals – zoals de bedrijfsarts, preventiemedewerker en een BHV’er – in de commissie zitting te laten nemen, dan kan de commissie uit zes leden of meer bestaan.

Meer specialisten in Arbocommissie

Het kan grote voordelen hebben om ook anderen in de vaste Arbocommissie op te nemen. Het biedt de mogelijkheid om specialisten op een bepaald gebied bij het arbobeleid te betrekken en van hun ervaringen te profiteren. Daarnaast wordt op deze manier het bereik onder de werknemers vergroot. Ook is het een manier om oud-leden van de OR voor het medezeggenschapswerk te behouden en om nieuw talent aan te trekken en te ontwikkelen zodat er ook nieuwe kandidaten komen voor het arbo- en OR-werk.

Bevoegdheden overdragen aan commissie

De OR of PVT mag bevoegdheden aan de Arbocommissie overdragen. Bijvoorbeeld in het geval van een VGWM-commissie, het recht om overleg te voeren met de werkgever en andere personen binnen en buiten de organisatie: arbocoördinator, preventiemedewerker, arbokerndeskundigen en Inspectie SZW. Of de overdracht van alle instemmings- en adviesvragen op het gebied van arbo, verzuim en re-integratie. De commissie concentreert zich op arbobeleid en kan daardoor met meer deskundigheid het werk van de medezeggenschap doen. Een nadeel is dat dit ten koste kan gaan van de betrokkenheid van andere OR-leden bij arbo.