Omzetprognose voor franchiseondernemer is niet verplicht
Een franchisegever is in principe niet verplicht om een franchisenemer al van tevoren in te lichten over welke omzet en winst hij kan verwachten. Dat heeft de Hoge Raad nog eens benadrukt in een recent arrest. Ook de zogeheten Europese Erecode inzake Franchising legt zo’n verplichting niet op, vindt het rechtscollege.
Over ondeugdelijke omzetprognoses (tool) hebben franchisegevers en franchisenemers al talloze rechtszaken uitgevochten. In dit geval ging het om een onderneemster die sinds 1998 op franchisebasis een C1000-supermarkt runde. C1000 werd in 2012 overgenomen door Jumbo. Maar kartelwaakhond NMa oordeelde dat Jumbo het filiaal van de onderneemster moest verkopen, omdat de keten anders te dominant zou worden in de regio.
Omzet valt flink tegen ten opzichte van prognose
De onderneemster raakte daarop in gesprek met Albert Heijn, om te kijken of haar winkel verder zou kunnen gaan onder de vlag van de Zaanse grootgrutter. Als C1000 draaide zij in 2011 een weekomzet van gemiddeld € 299.000. Albert Heijn kwam met een omzetprognose, waarin voor het eerste jaar een weekomzet van gemiddeld € 280.000 werd voorspeld, en voor jaar twee en drie respectievelijk € 295.800 en € 315.200. De keten merkte wel op dat zij ‘de juistheid of volledigheid van de gegevens niet garandeert en daarvoor ook geen aansprakelijkheid aanvaardt’. En dat de onderneemster de plicht had om informatie in te winnen bij een onafhankelijke adviseur.
De supermarkt werd omgebouwd tot Albert Heijn, maar de omzetten vielen fiks tegen in vergelijking met de prognose. De onderneemster kwam in het eerste jaar gemiddeld tot € 240.000 per week. In het tweede jaar was dat gemiddeld € 210.000.
Franchisegever moet zorgen dat omzetprognose deugt
Het gerechtshof had eerder de klachten van de onderneemster dat de berekening van de prognose niet deugde naar de prullenbak verwezen, waarna de zaak bij de Hoge Raad belandde. De hoogste rechter van ons land benadrukte, net als eerder in het zogeheten ‘Paalman-arrest’, dat er geen algemene plicht is voor een franchisegever om een prognose te verstrekken. Een franchisegever die wél een prognose verschaft, heeft wel een grote verantwoordelijkheid dat de voorspellingen ook deugen, zo oordeelde de Hoge Raad eerder al.
Maar een algemene plicht is er niet. Oók niet op basis van de Europese Erecode inzake Franchising, vond de Hoge Raad. De onderneemster had aangevoerd dat deze code ‘in Nederland levende rechtsovertuigingen’ bevat. Zulke overtuigingen werken in feite impliciet door in overeenkomsten. Daarom zou Albert Heijn ook alle eerdere (lagere) omzetberekeningen moeten overleggen. Maar de Hoge Raad zag in de erecode geen ‘in Nederland levende rechtsovertuigingen’. De vorderingen van de onderneemster gingen dus van tafel.
Hoge Raad, 21 september 2018, ECLI (verkort): 1696