Een geheel nieuwe ontslagreden: het minen van bitcoins op het werk. Of dit voor een werkgever daadwerkelijk genoeg is om een werknemer te kunnen ontslaan, hangt af van de omstandigheden.
In een recente zaak bij Rechtbank Midden-Nederland moest de kantonrechter beoordelen of een ontslag op staande voet voor het zogeheten minen van bitcoins op het werk wel geldig was. Minen is een manier om de waardevolle virtuele munt te verwerven. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een bitcoinmachine. De werknemer, die actief was in de functie van systeembeheerder, had zo’n machine geïnstalleerd in een serverkast van zijn werkgever. Toen de werkgever dit ontdekte, volgde ontslag op staande voet.
In een schriftelijke bevestiging (tool) aan de werknemer baseerde de werkgever het ontslag op bepalingen uit het personeelshandboek over nevenwerkzaamheden, bedrijfseigendommen en internetgebruik. Het stiekem gebruiken van computersystemen voor het delven van bitcoins zou hebben gezorgd voor risico’s (virus, hacken en gijzeling) en gelden als diefstal (van energieverbruik). Bovendien gaf de werkgever aan dat zijn vertrouwen in de werknemer onherstelbaar beschadigd was. Dit alles moest samen een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren.
De rechter vond het ontslag echter een te zwaar middel. Het verweer schoot tekort. De bepalingen uit het handboek waren niet relevant (genoeg) en het protocol voor internetgebruik (tool) was niet overlegd. De risico’s van het minen voor de bedrijfsvoering wist de werkgever niet aannemelijk te maken; de bitcoinmachine stond los van het bedrijfsnetwerk. Ook was niet duidelijk hoeveel stroom het minen zou hebben gekost. De werknemer had fout gehandeld, maar zijn werk leed er niet onder en hij had nooit eerder zulk gedrag vertoond. Omdat de dringende reden voor ontslag op staande voet (tool) ontbrak, moest de werkgever een transitievergoeding en schadevergoeding betalen (de werknemer had niet om vernietiging van het ontslag verzocht). De werknemer kreeg geen billijke vergoeding, aangezien hij wel ‘flink verwijtbaar’ had gehandeld en al nieuw werk had gevonden.
Rechtbank Midden-Nederland, 15 februari 2018, ECLI (verkort): 368