Als UWV een ontslagaanvraag afwijst, betekent dit niet direct dat de werkgever de werknemer in dienst moet houden. De werkgever heeft een aantal opties om alsnog tot ontslag te komen.
Bij UWV is op basis van twee gronden ontslag aan te vragen: bedrijfseconomische redenen (artikel) en langdurige arbeidsongeschiktheid. Is een ontslagaanvraag volledig en duidelijk én is er geen extra ronde voor hoor- en wederhoor nodig, dan duurt de behandeling van het verzoek zo’n vier weken. Blijkt daarna dat UWV om inhoudelijke redenen geen ontslagvergunning verleent en wil de werkgever zich hier niet bij neerleggen, dan heeft hij drie opties:
De werkgever kan geen bezwaar maken tegen de beslissing van UWV, maar kan wel de kantonrechter om een oordeel vragen. Hij moet dan binnen twee maanden een procedure starten. De rechter toetst de aanvraag helemaal opnieuw, zonder het besluit van UWV hierbij te betrekken. De kans bestaat dat de rechter het contract wel ontbindt, ook vanwege nieuwe aangebrachte feiten of omstandigheden. Wijst ook de kantonrechter het verzoek af, dan kan de werkgever nog in hoger beroep en daarna eventueel nog in cassatie.
Binnen twee maanden na het besluit van UWV mag de werkgever de ontslagaanvraag nogmaals indienen. Zo’n herhaalde aanvraag is mogelijk bij nieuwe feiten of omstandigheden, bijvoorbeeld als een grote klant vertrekt en daardoor de financiële situatie verslechtert. Er is geen sprake van een nieuwe situatie als de werkgever zijn verzoek op een andere ontslaggrond baseert, terwijl de zaak hetzelfde blijft. UWV neemt de aanvraag dan niet in behandeling. Na de termijn van twee maanden wil UWV het verzoek wel sowieso weer bekijken, omdat de situatie veranderd kan zijn.
Lukt het de werkgever niet om ontslag af te dwingen bij UWV of de kantonrechter, dan kan hij proberen met de werknemer te schikken via een vaststellingsovereenkomst. Hier hangt uiteraard een prijskaartje aan, maar een hernieuwde samenwerking is vaak nog minder aantrekkelijk.