Ontslag wegens liefde op de werkvloer te zware maatregel

28 januari 2022 | Door redactie

Ook op de werkvloer kan liefde ontstaan. Maar niet alle werkgevers staan daar om te springen, bleek bij de rechtbank in Rotterdam. Een werkgever probeerde een werknemer te ontslaan vanwege een relatie op het werk, maar die poging mislukte.

Twee collega’s, een man en vrouw, hadden een geheime, intieme relatie op hun werk. Toen dit spaak liep, meldde de vrouwelijke helft van het amoureuze koppel het bestaan van de relatie bij haar werkgever. In een gesprek met de werkgever gaf de man de relatie schoorvoetend toe en toonde hij de werkgever ook delen van de WhatsApp-communicatie tussen de twee.

Ernstig verwijtbaar gehandeld door aangaan seksuele relatie op werk

Niet veel later nam de vrouw ontslag en meldde de man zich ziek. De werkgever startte hierop een ontbindingsprocedure. Volgens de werkgever had de man ernstig verwijtbaar gehandeld door een seksuele relatie aan te gaan op de werkvloer en door de vrouw te chanteren en te bedreigen nadat zij de relatie had verbroken. Ook zou hij vertrouwelijke informatie over collega’s gedeeld hebben met de vrouw en zich op WhatsApp discriminerend hebben uitgelaten over collega’s. Bovendien had hij zijn telefoon gebruikt onder werktijd, wat volgens de huisregels niet toegestaan was.

Minder zware disciplinaire maatregel was meer op zijn plaats

De kantonrechter achtte bedreiging en chantage niet bewezen. Ook de andere verwijten van de werkgever waren onvoldoende aangetoond of de werknemer niet aan te rekenen. Bovendien was er onvoldoende bewijs voor een seksuele relatie. Wel stond vast dat er ‘stiekeme, amoureuze ontmoetingen’ plaatsvonden in het archief onder werktijd. De rechter vond dit verwijtbaar handelen echter niet ernstig genoeg om een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen. Omdat de relatie inmiddels beëindigd was en geen invloed had op de werkprestaties of collega’s van de werknemer, zou een minder zware disciplinaire maatregel meer op zijn plaats zijn geweest. Het ontbindingsverzoek werd dan ook afgewezen.
Rechtbank Rotterdam, 13 oktober 2021, ECLI (verkort): 9976