Zowel de werknemer als de werkgever heeft zich bij tussentijdse beëindiging van het arbeidscontract te houden aan een opzegtermijn. De wettelijke opzegtermijn voor de werknemer is standaard één maand. Maar voor werkgevers gelden heel andere regels. Let erop dat uw bestuurder de wettelijke regels in acht neemt.
Ook al maken veel werkgevers wisselende afspraken met hun werknemers; de lengte van een opzegtermijn mag uw bestuurder niet zomaar naar eigen inzicht vaststellen. Het staat de bestuurder wel vrij om met de werknemer in de individuele arbeidsovereenkomst een langere opzegtermijn af te spreken dan in de wet staat. Maar daarbij moet hij wel rekening houden met de volgende voorwaarden:
Uw bestuurder moet allebei deze voorwaarden volgen als hij van de wettelijke opzegtermijn voor de werknemer wil afwijken.
Wil uw bestuurder dat een werknemer een opzegtermijn van vier maanden in acht neemt, dan moet hij volgens de wet dus zelf een opzegtermijn van het dubbele in acht nemen. In dit geval is dat acht maanden. Maakt uw bestuurder geen individuele afspraken met de werknemer dan is de opzegtermijn voor de bestuurder afhankelijk van de duur van het dienstverband van de werknemer.
Een ander geval is het ‘met wederzijds goedvinden' beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Werkgever en werknemer hoeven de bepalingen over opzegtermijnen dan niet in acht te nemen. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst op elk willekeurig tijdstip kan worden beëindigd. UWV zal bij de toekenning van een uitkering wel rekening houden met de zogeheten fictieve opzegtermijn (V&A).
In de toolbox Regel zelf een ontslag met wederzijds goedvinden vindt u alles over het regelen van een ontslag met wederzijds goedvinden. U vindt duidelijke informatie over wat een beëindigingsovereenkomst precies is, welke regels van toepassing zijn en hoe uw werkgever volledige en rechtsgeldige afspraken maakt.