Om uw organisatie op een goede manier draaiende te houden, kan het tijdens deze coronacrisis nodig zijn om werknemers (om) te scholen. Als uw onderneming in de knel komt en personeel moet ontslaan of NOW moet aanvragen, kan het stimuleren van (om)scholing zelfs verplicht zijn. Ook als uw organisatie er niet veel geld aan kan of wil besteden, zijn er mogelijkheden om werknemers verder te laten leren.
Dit verdiepingsartikel wordt u aangeboden door Rendement Online
Als uw organisatie de werknemers (onbelast) hun kennis wil laten bijspijkeren of een studie wil laten volgen op kosten van de zaak, kunt u gebruikmaken van een gerichte vrijstelling. Dat betekent dat uw organisatie de kosten draagt van de vergoeding of verstrekking, maar dit verder door de gerichte vrijstelling geen belast loon voor de loonheffingen is. Uw organisatie bespaart zich dus de werkgeverslasten over deze kosten.
Er is in de WKR (onder voorwaarden) een gerichte vrijstelling voor vergoedingen en verstrekkingen rondom:
In beide gevallen moet u de vergoeding of verstrekking als eindheffingsloon aanwijzen, wil de gerichte vrijstelling van toepassing zijn. Door de vrijstelling neemt dit eindheffingsloon geen vrije ruimte in beslag.
Daarnaast gelden bij de tweede vrijstelling nog de volgende voorwaarden:
Als voor vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers een gerichte vrijstelling geldt (zie hiervoor ook het artikel hiernaast), is dat normaal gesproken altijd alleen voor vergoedingen en verstrekkingen uit tegenwoordige arbeid. Het kabinet heeft de gerichte vrijstelling voor studies en opleidingen voor de persoonlijke ontwikkeling van werknemers per 2021 echter ook uitgebreid naar ex-werknemers.
Dit betekent dat ook scholing als onderdeel van een sociaal plan en een scholingsbudget dat werknemers pas na uitdiensttreding opnemen, onder de vrijstelling vallen. Dit moet werkgevers stimuleren om ook bij het einde van het dienstverband van werknemers in te zetten op scholing.
Als niet aan alle voorwaarden voor de gerichte vrijstelling is voldaan, kan de werkgever de vergoeding of verstrekking rond scholing altijd nog als eindheffingsloon ten laste van de vrije ruimte brengen. Hij maakt er dan niet alleen onbelast loon voor de werknemers van; zolang de beschikbare vrije ruimte niet wordt overschreden, is het ook onbelast voor de onderneming. Het onderbrengen van de vergoeding of verstrekking in de vrije ruimte mag alleen als het niet ongebruikelijk is om dat te doen.
Uw organisatie heeft de mogelijkheid om de voor werknemers gemaakte scholingskosten af te trekken van de opbrengsten, voordat daarover de verschuldigde vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting wordt berekend. Dit zijn namelijk zakelijke kosten.
Het moet bij de kosten die in aftrek worden gebracht wel gaan om scholing die relevant is voor uw organisatie, bijvoorbeeld vanwege nieuwe ontwikkelingen waar werknemers mee aan de slag moeten of voor het op peil houden van het kennisniveau van de werknemers.
Door het toepassen van een gerichte vrijstelling bespaart uw organisatie werkgeverslasten, maar draait nog steeds voor de scholingskosten op. Er zijn echter ook nog diverse regelingen die (om)scholing subsidiëren. Denk aan de subsidieregeling praktijkleren, de SLIM-subsidie en de O&O-fondsen. Ook hier kan uw organisatie mogelijk haar voordeel mee doen. U leest er hierna meer over.
Voor werknemers die willen leren terwijl ze bij uw organisatie werken, kunt u mogelijk een beroep doen op de subsidieregeling praktijkleren. Deze subsidie is een tegemoetkoming voor werkgevers die kosten maken voor het begeleiden van een leerling, deelnemer of student, bijvoorbeeld in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). De subsidie is ook mogelijk voor de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio). De subsidieregeling praktlijkleren komt in principe te vervallen per 2023, maar verlenging is niet uitgesloten.
U kunt de subsidie alleen achteraf aanvragen. Voor de subsidieronde van 2021 heeft u vanaf de afloop van het studiejaar 2020-2021 tot 16 september 2021 17 uur de tijd voor het indienen van uw subsidieaanvraag. U moet uw aanvraag indienen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), wat u online via de website rvo.nl doet.
De precieze voorwaarden die voor de subsidieregeling praktijkleren hangen af van de onderwijscategorie waarin de werknemer valt. Er moet in elk geval altijd een leer-werkovereenkomst worden afgesloten. De hoogte van het subsidiebedrag is afhankelijk van het aantal weken begeleiding dat uw organisatie verzorgt. Het absolute maximum aan subsidie is € 2.700 per praktijk- of leerwerkplaats.
Werkgevers in de sectoren landbouw, horeca en recreatie kunnen in bepaalde gevallen extra subsidie krijgen voor gerealiseerde BBL-leerplekken.
Mkb-ondernemingen (ook in samenwerkingsverband) kunnen sinds begin 2020 onder voorwaarden gebruikmaken van de subsidieregeling leren en ontwikkelen in het mkb (SLIM). Deze regeling moet de ontwikkeling van bedrijven en werknemers in het mkb stimuleren. De SLIM-subsidie is ook beschikbaar voor grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector.
Er zijn vier activiteiten waarvoor uw organisatie SLIM-subsidie kan aanvragen:
Mkb-ondernemingen ontvangen maximaal 12 maanden subsidie voor een bedrag van in totaal maximaal € 24.999. Voor landbouwbedrijven geldt een maximumsubsidie van € 20.000.
In het geval van een samenwerkingsverband geldt als maximaal subsidiebedrag € 500.000 – en voor elk van de deelnemers maximaal € 199.999 – en voor grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector geldt een maximale subsidie van € 200.000.
Uw organisatie moet de SLIM-subsidie aanvragen via de website mijnuitvoeringvanbeleidszw.nl. Voor het mkb zijn er twee aanvraagtijdvakken:
Voor samenwerkingsverbanden en grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector geldt één aanvraagtijdvak:
Per 2022 treedt waarschijnlijk het budget Stimulering Arbeidsmarktpositie (STAP) in werking. Het STAP-budget is een persoonlijk ontwikkelbudget dat werknemers – en ook niet-werknemers – onder voorwaarden online kunnen aanvragen om zich te scholen en ontwikkelen, ter vergroting van hun kansen op de arbeidsmarkt.
Dit budget van maximaal € 1.000 per persoon per jaar zal de plaats innemen van twee bestaande regelingen:
In uw branche kunnen er Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen bestaan – ook wel scholingsfondsen of sectorfondsen genoemd – waarop uw organisatie een beroep kan doen. Zulke O&O-fondsen kunnen een financiële bijdrage leveren aan de scholing van de werknemers van uw onderneming.
De fondsen kunnen ook bijvoorbeeld zelf cursussen aanbieden die uw werknemers kunnen volgen. Bovendien kunnen de loopbaanadviseurs van een O&O-fonds uw onderneming helpen bij scholings- en opleidingstrajecten voor werknemers.
Er zijn ook een aantal regelingen die niet uw organisatie maar de werknemer compenseren voor hun (om)scholingskosten.