In het kader van milieuvriendelijkheid stimuleren veel werkgevers en ook ondernemingsraden het reizen met het openbaar vervoer (OV) voor het woon-werkverkeer. Uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) blijkt echter dat vanuit heel Nederland werk (en voorzieningen zoals ziekenhuizen en scholen) aanzienlijk minder goed bereikbaar zijn met het OV of de fiets dan met de auto.
Reizen met het OV is minder belastend voor het milieu dan reizen met de auto. Werkgevers proberen het reizen met OV daarom vaak te stimuleren door de reiskosten voor het openbaar vervoer volledig te vergoeden en het reizen met de auto niet of slechts gedeeltelijk. Het onderzoek van PBL (pdf) blijkt echter dat de auto altijd sneller is, zélfs in de spits. Dat geldt zowel voor landelijke gebieden, als voor de randen van steden en buitenwijken. De vraag is dan of het stimuleren van het reizen met het OV opweegt tegen de mogelijke nadelen voor de organisatie.
Voor veel werknemers is de reistijd bepalend voor de werk-privébalans en daarmee vaak ook voor de keuze van de werkgever. Goede bereikbaarheid is dus een nóg belangrijkere voorwaarde voor aantrekkelijk werkgeverschap. Daarnaast is het besparen van reistijd een belangrijke reden voor thuiswerken, bleek eerder al uit cijfers van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA). Ziet de werkgever de werknemers graag werken op locatie, dan moet hij misschien overwegen om de reiskostenregeling aan te passen. Zo kunnen werkgevers sinds 2024 maximaal € 0,23 per zakelijke kilometer onbelast vergoeden aan een werknemer. In 2023 was dat nog € 0,21 per kilometer. Deze maximale onbelaste kilometervergoeding geldt voor alle soorten vervoer.
Omdat het woon-werkverkeer zowel voor werknemers als voor de organisatie gevolgen heeft op diverse vlakken, zoals financiën, personeelsbeleid, werknemerstevredenheid, werk-privébalans, en thuiswerkbeleid, doet de OR er goed aan het onderwerp woon-werkverkeer en de bijbehorende reiskostenvergoeding eens te bespreken met de bestuurder. De OR kan dit op de agenda van de overlegvergadering (artikel 24 WOR) zetten en ook concrete voorstellen doen op basis van het initiatiefrecht (artikel 23 WOR).