Instemming werknemer vereist voor wijziging pensioen

Artikel 27, lid 1a van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) geeft de OR instemmingsrecht bij elk voorgenomen besluit van de bestuurder tot vaststelling, wijziging of intrekking van de pensioenregeling. Als de pensioenvoorziening echter is geregeld in de cao of bij verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds vervalt het instemmingsrecht (artikel 27, lid 3 WOR). Als de OR heeft ingestemd met een wijziging van de pensioenregeling is dit alleen bindend voor de werknemers als dit als zodanig is vastgelegd in de pensioenovereenkomst of in de individuele arbeidsovereenkomst van de werknemer. Is dat niet het geval, dan heeft de bestuurder ook de instemming van de individuele werknemers nodig om de pensioenregeling te kunnen wijzigen.

Bestuurder kan pensioenregeling soms eenzijdig wijzigen

In uitzonderlijke situaties kan de bestuurder de pensioenregeling ook eenzijdig - dus zonder individuele toestemming van werknemers - wijzigen. Daar moet hij dan een goede reden voor hebben. Een eenzijdige wijziging is volgens de wet in principe alleen mogelijk als het in redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de pensioenregeling blijft zoals zij is, bijvoorbeeld bij een dreigend faillissement. De bestuurder mag de pensioenregeling ook eenzijdig wijzigen als er sprake is van dwingende wetgeving en afwijken niet mogelijk is, of als hij met de werknemer schriftelijk een eenzijdig wijzigingsbeding is overeengekomen (artikel 7:613 Burgerlijk Wetboek). In dat laatste geval moet hij een zwaarwichtig belang hebben om de pensioenregeling te wijzigen. Ook moet de wijziging redelijk zijn.