Laat OR-invloed meegroeien met flexibele schil

12 april 2016 | Door redactie

Het flexleger blijft groeien: in het eerste kwartaal maakten 11,3% meer organisaties gebruik van flexwerkers en nam het totaal aantal flexwerkers toe met 11,5%. Dat betekent dat de flexibele schil van veel organisaties groeit. Dat is niet automatisch goed of slecht, zolang de organisatie maar een duidelijk plan heeft. Hetzelfde geldt voor de ondernemingsraad (OR).

In 2015 steeg het aantal flexuren al met 11% ten opzichte van 2014.Veel OR’en beschouwen een groeiende flexibele schil als een gegeven en niet als speerpunt. Dat is zonde, want de OR heeft adviesrecht (tools) als de werkgever op grote schaal flexkrachten (zzp’ers, freelancers, uitzendkrachten) wil inhuren. Verder heeft de OR de mogelijkheid om met de bestuurder afspraken te maken over de uitbreiding van zijn bevoegdheden. Die afspraken leggen ze vast in de ondernemingsovereenkomst (artikel 32 lid 2 WOR).

OR heeft informatierecht over uitzendkrachten

De bestuurder moet de ondernemingsraad – sinds de WOR-wijziging in 2013 (tool) – elk jaar op de hoogte stellen van het aantal in de organisatie werkzame uitzendkrachten. Daarnaast moet hij de OR informeren over zijn plannen voor het komende jaar als het gaat om de inschakeling van deze tijdelijke krachten (artikel 31b lid 3 WOR).

Flexibele schil maakt de organisatie flexibel

Tijdens de crisis moesten veel organisaties moeilijke keuzes maken op het gebied van personeel. Een flexibele schil biedt daarin voordelen. Is er bijvoorbeeld (tijdelijk) minder vraag naar het product of de dienst, dan kan de werkgever flexkrachten afstoten zonder veel kosten. Een belangrijk nadeel van een (te grote) flexibele schil is wel dat de belangen van werknemers met een tijdelijk contract in het gedrang komen. Een OR doet er goed aan om alle belangen daarin af te wegen.