Als een werknemer ouderschapsverlof opneemt, kan het wenselijk zijn om zijn functie tijdelijk aan te passen. Dit mag echter alleen in onderling overleg. Na het verlof houdt de werknemer bovendien het recht op zijn oorspronkelijke functie.
In bepaalde functies kan het onhandig zijn als een werknemer door ouderschapsverlof minder uren gaat werken. In principe houdt een werknemer die met ouderschapsverlof gaat echter recht op de functie die in zijn arbeidsovereenkomst is afgesproken. Wel kunnen de werkgever en werknemer in onderling overleg afspreken dat de werknemer tijdelijk een aangepaste of andere functie gaat uitoefenen. Dit verandert niets aan zijn oorspronkelijke functie. Na het ouderschapsverlof heeft de werknemer weer recht op dezelfde functie en arbeidsduur die hij vóór het verlof had.
Een werknemer moet ten minste twee maanden vóór de gewenste ingangsdatum van het ouderschapsverlof een verlofverzoek indienen bij de werkgever. Hierbij geeft hij ook aan hoe hij het verlof wil spreiden. Zo kan een werknemer bijvoorbeeld een jaar lang de helft van zijn arbeidsduur verlof opnemen en de helft blijven werken, een half jaar volledig ouderschapsverlof opnemen of het verlof spreiden over een langere periode dan een jaar. De werkgever mag het ouderschapsverlof zelf niet weigeren. Hij mag wel de spreiding van het verlof weigeren als hij hiervoor zwaarwegende bedrijfsbelangen heeft. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als belangrijke projecten in uw organisatie vertraging oplopen door de spreiding van het verlof.