Pensioen in eigen beheer op de schop

13 december 2013 | Door redactie

Misschien bouwt u, net als veel andere dga’s, uw pensioen in eigen beheer op: uw bv verzorgt uw pensioen en bouwt hiervoor een pensioenpot op. Dit systeem kent verschillende fiscale en juridische knelpunten. Staatssecretaris Weekers van Financiën onderzoekt daarom of het pensioen in eigen beheer afgeschaft kan worden. Ervoor in de plaats zou dan een fiscale oudedagsreserve moeten komen.

De staatssecretaris laat dit weten in een brief aan de Tweede Kamer, die daar om gevraagd had. In de brief constateert de staatssecretaris de belangrijkste knelpunten van het pensioen in eigen beheer:

  • Pensioen in eigen beheer is complex: de pensioenverplichting, de af te dragen premie en de waardering moeten steeds actuarieel bepaald worden. Dit is niet alleen complex voor u als dga, maar ook voor de Belastingdienst. Die complexiteit leidt tot hoge kosten voor zowel u als de Belastingdienst.
  • De fiscale regels voor de waardering van het pensioen wijken af van de commerciële regels. Als u een pensioen op zou bouwen bij een verzekeraar, betaalt u daarvoor aanzienlijk meer premie. Dit komt omdat de verzekeraars moeten rekenen met de markrente. De pensioenverplichting wordt gewaardeerd aan de hand van de rekenrente, en hoe lager die rente, hoe hoger de pensioenverplichting is. Bij het pensioen in eigen beheer hanteert u een wettelijke rekenrente van 4%. Dat is een stuk hoger dan de huidige marktrente. Daardoor is de fiscale waarde van de pensioenverplichting lager dan de werkelijke waarde van de verplichting.
  • Als gevolg van dit tweede punt, oogt het eigen vermogen van uw bv hoger dan het in werkelijkheid is. Dit omdat de pensioenverplichting immers op de balans staat. Hierdoor zou u in de verleiding gebracht kunnen worden om dividend uit te keren, terwijl uw eigen vermogen dus in werkelijkheid lager is. U moet hier bij het uitvoeren van de uitkeringstoets rekening mee houden, anders loopt u als bestuurder een aansprakelijkheidsrisico.
  • Bij een echtscheiding kan het voorkomen dat het opgebouwde pensioen op economische gronden gewaardeerd moet worden bij de overdracht aan een verzekeraar. Deze overdracht vindt plaats als de partneraanspraak wordt overgeheveld. De opgebouwde reserve blijkt dan ineens ontoereikend, waardoor u flink bij moet storten.

Geen pensioen meer, maar een oudedagsreserve

Als uitweg uit deze problematiek oppert de staatssecretaris dat het pensioen eigen beheer vervangen zou kunnen worden door een zogenoemde fiscale oudedagsreserve (FOR). Door dit systeem zou het pensioen voor u als dga eigenlijk afgeschaft worden. Er is dan geen sprake meer van een arbeidsjuridische overeenkomst tussen u en uw bv, waarin uw bv zich verplicht om voor uw pensioen te zorgen. Uw bv heeft dan geen pensioenverplichtingen meer ten opzichte van u als dga. U heeft dus ook geen pensioenrechten meer. In plaats daarvan reserveert uw bv jaarlijks een bepaald bedrag van de winst in een FOR. Als u met pensioen gaat, wordt de opgebouwde reserve verplicht ingezet voor de aankoop van een lijfrente. Een andere consequentie is dat bij echtscheiding uw ex-partner geen aanspraak meer kan maken op de oudedagsreserve, aangezien er geen sprake meer is van een pensioen met een partnerregeling.

Geen winst, geen reserve

Om dit nieuwe systeem overzichtelijk te houden, stelt de staatssecretaris voor om inhaaldotaties niet mogelijk te maken. Oftewel: als u een jaar geen winst maakt, kunt u geen storting doen in de FOR en dit in latere goede jaren niet meer inhalen. Als uw bv dus wisselende winsten maakt, zult u dus een lagere reserve opbouwen. Volgens de staatssecretaris past dit bij de gedachte dat er in deze constructie geen pensioenrechten opgebouwd worden. Immers, als uw bv aan u bepaalde pensioenrechten toezegt, moet zij er alles aan doen om aan deze pensioenaanspraak te kunnen voldoen. Uw pensioen zou in het nieuwe systeem dus eenvoudiger, maar ook onzekerder worden.

Slechts een voorstel, geen wetsvoorstel

Het voorstel van de staatssecretaris is nu uitgewerkt in een brief aan de Tweede Kamer. Dit betekent dat er nog geen wetsvoorstel ligt, en dat het ook nog onbekend is of het inderdaad zover gaat komen. De brief laat er overigens geen misverstand over bestaan dat de staatssecretaris enthousiast is over dit idee. Hij zal hierover met de Tweede Kamer in discussie gaan.