Wetsvoorstel voor meer keuzes bij pensioen ingediend

4 september 2020 | Door redactie

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het wetsvoorstel Bedrag ineens, RVU en verlofsparen ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel komt voort uit de afspraken in het pensioenakkoord.

Het voorstel sluit aan op de ontwikkeling dat mensen meer flexibiliteit willen bij het opnemen van hun pensioen en het besteden hiervan. Daarnaast zijn er door de stijging van de AOW-leeftijd maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat werknemers gezond werkend hun pensioen halen. In het wetsvoorstel zijn regels uitgewerkt waarmee werknemers vanaf 3 jaar vóór de AOW-leeftijd eerder kunnen stoppen met werken. Het gaat om een versoepeling van de RVU-heffing en meer fiscale ruimte om verlof op te sparen.

Deel van het pensioen afkopen

In het wetsvoorstel wordt geregeld dat iemand een deel van zijn pensioen ineens mag opnemen op de pensioeningangsdatum. Dit moet mensen meer vrijheid geven bij het besteden van hun pensioen. Iemand mag maximaal 10% van de waarde van zijn ouderdomspensioen afkopen. Hij mag het bedrag naar eigen inzicht besteden, bijvoorbeeld aan het aflossen van een hypotheek of een reis. De opname van het 'bedrag ineens' moet vanaf 1 januari 2022 mogelijk zijn.

100 weken bovenwettelijk verlof opsparen

Momenteel kunnen werknemers maximaal 50 weken fiscaal gefaciliteerd extra bovenwettelijk vakantieverlof en compensatieverlof opsparen. Het kabinet en de sociale partners hebben afgesproken om de fiscale grens te verhogen van 50 naar 100 weken. Het idee is dat werknemers zelf hun duurzame inzetbaarheid vergroten door het opgespaarde verlof op verschillende momenten tijdens hun loopbaan (gedeeltelijk) op te nemen. Zij kunnen het verlof bijvoorbeeld inzetten om een aantal jaar voor de pensioenleeftijd minder te gaan werken of een sabbatical te nemen. Het streven is dit deel van het wetsvoorstel op 1 januari 2021 in werking te laten treden.

RVU-heffing versoepelen

Het kabinet wil de RVU-heffing van 52% tijdelijk versoepelen door een vrijstelling van deze heffing tot een bepaald bedrag in te voeren. Werkgevers kunnen maximaal 3 jaar vóór de AOW-leeftijd aan hun werknemers een bedrag meegeven dat, na aftrek van de loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, gelijk is aan een netto AOW-uitkering voor alleenstaanden. De werkgever hoeft over dit bedrag geen RVU-heffing te betalen. De vrijstelling (die dus gebaseerd is op een gebruteerd bedrag van de netto AOW-uitkering) bedraagt bij de start van de regeling € 1.767 per maand of € 63.612 in 3 jaar. De (gedeeltelijke) vrijstelling van de RVU-heffing is een overgangsmaatregel en loopt van 2021 tot en met 2025, met een uitloopperiode tot en met 2028.

Bijlagen bij dit bericht

AOW-leeftijd bepalen
Tools | Rekentools