Pensioen

Pensioenbegrippen

Op deze pagina vindt u de uitleg van de belangrijkste begrippen rondom pensioenen

Het pensioen blijkt voor zowel werkgevers als werknemers en pensioengerechtigden best ingewikkeld. En de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel brengt ook nog eens een keur aan nieuwe regels en begrippen met zich mee.

Op deze pagina staan de belangrijkste begrippen uit het huidige en nieuwe pensioenstelsel uitgelicht, met verwijzingen naar waar u op Rendement Online meer informatie kunt vinden.


Aanvullend pensioen
Pensioen dat werknemers opbouwen via de werkgever.
Zie ook: Pijlers van het pensioenstelsel
Actuele dekkingsgraad
Zie: Dekkingsgraad
Algemeen pensioenfonds (APF)
Type pensioenuitvoerder, die sinds 2016 opgericht kan worden. Een algemeen pensioenfonds voert pensioenregelingen uit voor verschillende organisaties, maar is in tegenstelling tot een bedrijfstakpensioenfonds niet gebonden aan één sector. Een voorbeeld is van een algemeen pensioenfonds is de Stichting Algemeen Pensioenfonds (Stap).
AOW-franchise
Gedeelte van het loon waarover een werknemer géén pensioen opbouwt. Het idee hierachter is dat een werknemer in principe recht heeft op een AOW-uitkering vanuit de overheid als pensioenvoorziening. Het deel van het loon dat hier ongeveer mee gemoeid is geldt als AOW-franchise. En het gedeelte boven dit drempelbedrag is aanvullend op de AOW, en dus de basis voor het aanvullend pensioen. De overheid stelt het bedrag van de AOW-franchise elk jaar opnieuw vast, zie hiervoor de pagina met Belastingtarieven van Rendement.
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Bijzondere regeling die sommige pensioenuitvoerders aanbieden, voor gevallen waarin werknemers arbeidsongeschikt raken. Het kan bijvoorbeeld gaan om een aanvulling op een WIA-uitkering.
Bedrijfstakpensioenfonds (BPF)
Type pensioenuitvoerder, die pensioenregelingen uitvoert voor een bepaalde bedrijfstak. Vaak is voor werkgevers in die sector ook deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds verplicht gesteld. Het bedrijfstakpensioenfonds beheert en belegt de pensioengelden en doet de pensioenuitkeringen. Bekende voorbeelden zijn het ABP voor ambtenaren en Pensioenfonds Zorg & Welzijn voor de zorgsector.
Lees meer: Veelvoorkomende vragen rond deelname aan bedrijfstakpensioenfonds
Beleidsdekkingsgraad
Zie: Dekkingsgraad
Beroepspensioenfonds
Type pensioenuitvoerder, die pensioenregelingen uitvoert voor ondernemers in specifieke beroepsgroepen. Op deze manier is er voor hen toch een collectieve pensioenregeling, en die is in de regel ook verplicht gesteld voor zelfstandigen in die beroepsgroep. Zo zijn er beroepspensioenfondsen voor huisartsen, fysiotherapeuten, loodsen en apothekers. Het beroepspensioenfonds beheert en belegt de pensioengelden en doet de pensioenuitkeringen.
Beschikbarepremieregeling
Type pensioenovereenkomst, die in het nieuwe stelsel nog de enige mogelijkheid is. Bij deze overeenkomst staat vast wat een deelnemer inlegt aan premie, maar niet welke uitkering daar uiteindelijk tegenover staat (zoals bij een uitkeringenovereenkomst). Deze vorm staat in het Engels bekend als defined contribution of DC. Er zijn drie soorten premieregelingen: de solidaire premieovereenkomst, de flexibele premieovereenkomst en de premie-uitkeringsovereenkomst. Voor alle drie deze varianten geldt dat een deelnemer een persoonlijk pensioenpotje heeft.
Lees meer: Drie soorten premieregelingen in het nieuwe pensioenstelsel
Compensatie
Veel pensioenregelingen gaan door de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel flink op de schop. Dat kan ertoe leiden dat groepen werknemers slechter af zijn dan bij de eerdere regeling. Daar moet dan compensatie tegenover staan. Het nadeel kan bijvoorbeeld bestaan uit de overgang van een regeling met een vaststaande uitkering (middelloonregeling) naar een regeling waarbij de betaalde premie het uitgangspunt is (beschikbarepremieregeling).
Lees meer: Waarvoor kent de Wet toekomst pensioenen compensatie?
Deelnemer
Deelnemers aan een pensioenregeling zijn diegenen die een pensioenuitkering krijgen of pensioen opbouwen via die regeling. Er zijn drie categorieën: actieve deelnemers (die nog elke maand pensioen opbouwen), gewezen deelnemers (of ‘slapers’, zoals ex-werknemers die eerder via de regeling pensioen hebben opgebouwd en gepensioneerden (die nu een pensioenuitkering ontvangen). In het pensioenreglement staat wie als deelnemer is aan te merken. Soms is er een uitzondering voor bijvoorbeeld bestuurders of stagiairs.
Defined contribution
Zie: Beschikbarepremieregeling
Degressieve opbouw
Benaming van hoe de opbouw van pensioen er in het nieuwe stelsel uitziet. De opbouw aan het begin van iemands werkzame leven is hoger dan aan het eind. Dat heeft te maken met de vlakke premie die in het nieuwe stelsel zit, waardoor het premiepercentage dus de hele loopbaan van de werknemer hetzelfde is. De premie die richting het eind van de loopbaan wordt ingelegd heeft echter veel korter de tijd om te renderen. Dezelfde premie levert dus relatief minder pensioenaanspraak op naarmate de werknemer ouder wordt.
Dekkingsgraad
Geeft de verhouding aan tussen het vermogen van een pensioenonds en de toekomstige uitkeringen die het fonds moet gaan doen. Dit wordt uitgedrukt in een percentage. Bij een percentage boven de 100% is er dus meer in kas dan wat het fonds in de toekomst kwijt is aan uitkeringen. Er zijn twee soorten: de actuele dekkingsgraad (die wordt maandelijks bepaald) en de beleidsdekkingsgraad (de gemiddelde dekkingsgraad van de voorgaande 12 maanden).
Lees meer: Wat is de dekkingsgraad bij pensioen?
Derde pijler
Zie: Pijlers van het pensioenstelsel
Doorsneepremie / doorsneesystematiek
Systeem waarbij alle deelnemers ongeacht hun leeftijd procentueel dezelfde premie betalen, en waarbij alle deelnemers ook per ingelegde euro precies dezelfde pensioenopbouw terugkrijgen. Bedrijfstakpensioenfondsen zijn tot nu toe zelfs verplicht om zo’n doorsneesystematiek te hanteren. In het nieuwe pensioenstelsel wordt dit vervangen door een systeem dat bekendstaat als de vlakke premie.
Eerste pijler
Zie: Pijlers van het pensioenstelsel
Eindloonregeling
Zie: Uitkeringenovereenkomst
Flexibele premieovereenkomst
Eén van de mogelijke varianten van de beschikbarepremieregeling in het nieuwe pensioenstelsel. Bij een flexibele premieovereenkomst worden de premies wel collectief beheerd, maar is er meer beleggingsvrijheid. Hoe risicovol de beleggingsmix is, hangt af van de leeftijd van de deelnemer. De deelnemer kan bij pensionering kiezen voor een variabele of een vaste pensioenuitkering. De flexibele premieovereenkomst is een optie voor alle pensioenuitvoerders.
Lees meer: Drie soorten premieregelingen in het nieuwe pensioenstelsel
Instemming deelnemers
Omdat pensioen een arbeidsvoorwaarde is, valt het als werkgever niet mee om zomaar wijzigingen aan te brengen in de pensioenregeling. Toch zal dat in de meeste gevallen wel moeten. Voor gevallen waar de sociale partners de pensioenregeling vaststellen - zoals bij bedrijfstakpensioenfondsen - is geen expliciete instemming nodig. Maar voor regelingen bij verzekeraars of pensioenpremieinstellingen is voor de wijziging vaak wel instemming nodig.
Lees meer: Aandachtspunten bij het maken van keuzes rondom de pensioentransitie
Invaren
Invaren wil bij pensioenen zeggen dat eerder opgebouwde rechten worden ingebracht in een pensioenregeling die voldoet aan de eisen van het nieuwe stelsel. Het invaren speelt alleen bij pensioenfondsen (dat wil zeggen: niet bij verzekeraars en premiepensioeninstellingen), en dan bijvoorbeeld bij fondsen die over moeten stappen van een middelloonregeling naar een beschikbarepremieregeling.
Lees meer: Kan opgebouwd pensioen uit een middelloonregeling blijven?
Middelloonregeling
Zie: Uitkeringenovereenkomst
Nabestaandenpensioen
Een werknemer die pensioen opbouwt bij de werkgever, bouwt vaak ook een pensioenvoorziening op voor de nabestaanden. Als de werknemer onverhoopt overlijdt vóór de pensioendatum, kunnen diens partner en kinderen aanspraak maken op een partnerpensioen en een wezenpensioen. In de Wet toekomst pensioenen (WTP) is op dit gebied onder meer vastgelegd wie een partner kan zijn voor het partnerpensioen en is de maximale duur van de wezenpensioenuitkering teruggebracht van 30 naar 25 jaar.
Lees meer:  Veranderingen in partnerpensioen en wezenpensioen door WTP
Ondernemingspensioenfonds (OPF)
Type pensioenuitvoerder, die de pensioenregeling uitvoert voor één organisatie. De werknemers van die organisatie zijn dan ook verplicht aangesloten bij dit ondernemingspensioenfonds. Het fonds beheert en belegt de pensioengelden en doet de pensioenuitkeringen. Omdat een ‘eigen’ pensioenfonds flink wat menskracht en expertise vraagt, is een ondernemingspensioenfonds vaak alleen weggelegd voor grotere organisaties. Bekende voorbeelden zijn de pensioenfondsen van ING, Philips en Shell. Kleinere organisaties hebben de afgelopen jaren eerder gekozen om hun eigen pensioenfonds op te doeken. Zij hebben zich bijvoorbeeld vrijwillig aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds, of hebben het pensioen ondergebracht bij een verzekeraar.
Opbouwpercentage
Geeft het percentage voor de huidige jaarlijkse pensioenopbouw van werknemers in de tweede pijler aan. Dit is een percentage van de zogeheten pensioengrondslag (het pensioengevend loon van een werknemer min de AOW-franchise), en kan per pensioenfonds verschillen. Het opbouwpercentage is (momenteel) gemaximeerd op 1,875%.
Partnerpensioen
Zie: Nabestaandenpensioen
Pensioenaanspraak
Iedereen die deelneemt aan een pensioenregeling heeft een pensioenaanspraak. Dit is een recht op een (niet vaststaande) pensioenuitkering op, die start op het moment dat de deelnemer de vastgestelde pensioenleeftijd bereikt.
Pensioenakkoord
Akkoord dat kabinet, werkgeversorganisaties en vakbonden in juni 2019 hebben gesloten, met afspraken om het pensioenstelsel toekomstbestendig te maken. Deze afspraken zijn uitgewerkt in verschillende wetten. Namelijk de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd, de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen, en de grootste verbouwing: de Wet toekomst pensioenen.
Lees meer: Snel aan de slag met de gevolgen van het pensioenakkoord
Pensioengevend loon
Het maximale salaris waarover een werknemer jaarlijks nog fiscaal gefaciliteerd pensioen mag opbouwen. Dit bedrag stelt de Belastingdienst jaarlijks vast (zie voor het actuele bedrag de pagina met Belastingtarieven van Rendement). Hoe het pensioengevend salaris per werknemer uitpakt, kan per pensioenregeling verschillen. Het hangt er namelijk vanaf of diegene een looncomponent ontvangt dat volgens de (cao-)afspraken meetelt voor het pensioengevend loon.
Pensioengrondslag
Het deel van het salaris waarover een werknemer bij de werkgever pensioen kan opbouwen. De pensioengrondslag is het zogeheten pensioengevend loon minus de AOW-franchise. Het eerste is een fiscaal gemaximeerd bedrag. Het tweede is het deel van het salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd, omdat een werknemer ook kan rekenen op een AOW-uitkering van de overheid als pensioenvoorziening. De pensioengrondslag is onder meer van belang voor het opbouwpercentage en voor de maximale pensioenpremie.
Pensioenleeftijd / pensioenrichtleeftijd
Leeftijd die in de pensioenregeling vermeld staat als het moment waarop de pensioenuitkering van een werknemer in principe start. Let wel: dit hoeft dus niet gelijk te zijn aan de AOW-leeftijd. De wettelijk vastgestelde pensioenrichtleeftijd is 68 jaar, maar pensioenfondsen mogen daar onder voorwaarden van afwijken.
Pensioenpremie
Zie: Doorsneepremie, progressieve premie, vlakke premie en werknemersbijdrage / werkgeversbijdrage.
Pensioenregeling / pensioenreglement
Hoe een pensioenregeling voor een bedrijfstak eruitziet, bepalen werkgevers en vakbonden in die sector. Voor meer individuele regelingen is het de werkgever in samenspraak met de werknemers die de pensioenregeling opstelt. Hoe de regeling in de praktijk werkt, legt de pensioenuitvoerder vervolgens vast in een pensioenreglement. Hierin staat onder meer voor wie de regeling geldt en wat er bijvoorbeeld geregeld is aan partnerpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen.
Pensioenuitvoerder
Een instelling die namens een organisatie de pensioengelden beheert en belegt. Volgens de Pensioenwet is het namelijk niet toegestaan dat een organisatie dit zelf doet. Er zijn verschillende pensioenuitvoerders om dit beheer aan uit te besteden, zie daarvoor: algemeen pensioenfonds, bedrijfstakpensioenfonds, beroepspensioenfonds, ondernemingspensioenfonds, premiepensioeninstelling (PPI) en verzekeraar als pensioenuitvoerder. Belangrijk verschil is dat een verzekeraar het pensioen in de praktijk niet kan ‘korten’, terwijl de pensioenfondsen dat wel kunnen.
Lees meer: Kunnen we overstappen naar een andere pensioenuitvoerder?
Pijlers van het pensioenstelsel
Het Nederlandse pensioenstelsel steunt op drie pijlers. Specifiek gericht op uitkeringen vanwege ouderdom (en dus niet vanwege overlijden of arbeidsongeschiktheid) houden die drie pijlers het volgende in:
Eerste pijler: de AOW-uitkering vanuit de overheid. Iedereen die in Nederland woont of werkt krijgt deze uitkering. Wanneer de AOW-uitkering start, hangt af van de geboortedatum van de werknemer. Gebruik daarvoor deze rekentool.
Tweede pijler: het pensioen dat werknemers collectief opbouwen via hun werkgever, valt in de tweede pijler. Dit wordt ook wel het aanvullend pensioen genoemd, omdat het dus bovenop de AOW-uitkering komt. Om rekening te houden met de AOW wordt ook niet over het volledige loon pensioen opgebouwd. Daar wordt eerst een zogeheten AOW-franchise afgeteld. Werkgever en werknemer betalen samen de premie voor dit pensioen. Vaak kan de werknemer kiezen wanneer de pensioenuitkering start. Als dat al vóór de pensioengerechtigde leeftijd is, wordt de pensioenuitkering dan verlaagd. En andersom geldt in de regel: hoe langer de werknemer wacht, hoe hoger de maandelijkse pensioenuitkering.
Derde pijler: omvat alles wat werknemers en ondernemers individueel en privé kunnen regelen voor hun oudedagsvoorziening. Een veelvoorkomend product in deze pijler is de lijfrente. Daarmee bouwt iemand fiscaal voordelig kapitaal op, dat later gebruikt kan worden voor een pensioenaanvulling. Met name ondernemers moeten deze route nemen, omdat zij meestal niet zijn aangesloten bij een pensioenfonds.
Lees meer: Pensioen opbouwen met lijfrente en gevolgen van de WTP.
Premiepensioeninstelling (PPI)
Type pensioenuitvoerder, die sinds 2011 bestaat. Een belangrijk verschil met pensioenfondsen en verzekeraars is dat de premiepensioeninstelling alleen in de opbouwfase actief mag zijn. De PPI mag geen pensioen uitkeren. Daarvoor moet de deelnemer dus met zijn opgebouwde pensioenpotje aankloppen bij een andere uitvoerder, meestal een verzekeraar. Ook mag de PPI alleen een beschikbarepremieregeling aanbieden, wat in het nieuwe pensioenstelsel ook nog de enig mogelijke regeling is. Een voorbeeld van een PPI is BeFrank (onderdeel van NN), maar ook verzekeraars Allianz en Centraal Beheer hebben een PPI.
Premie-uitkeringsovereenkomst
Eén van de mogelijke varianten van de beschikbarepremieregeling in het nieuwe pensioenstelsel. De premie-uitkeringsovereenkomst is echter alleen een optie voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen, en dus niet voor pensioenfondsen. Bij deze regeling kan de deelnemer met het eigen opgebouwde kapitaal een vaste of variabele pensioenuitkering aankopen. Dat verzoek tot aankoop kan de deelnemer vanaf 15 jaar vóór de AOW-leeftijd doen.
Lees meer: Drie soorten premieregelingen in het nieuwe pensioenstelsel
Progressieve premie
Systeem waarbij jongere deelnemers een lagere pensioenpremie betalen, en die premie loopt steeds verder op naarmate zij ouder worden. Een progressieve premie is niet meer toegestaan in het nieuwe pensioenstelsel.
Lees meer: Premie in nieuw pensioenstelsel
Solidaire premieovereenkomst
Eén van de mogelijke varianten van de beschikbarepremieregeling in het nieuwe pensioenstelsel. Bij dit soort regelingen wordt het vermogen voor alle deelnemers collectief belegd, en via een vooraf vastgestelde verdeelsleutel over deelnemers verdeeld. Ook is er een solidariteitsreserve voor het opvangen van schokken. De solidaire premieovereenkomst is een optie voor alle pensioenuitvoerders.
Lees meer: Drie soorten premieregelingen in het nieuwe pensioenstelsel
Solidariteitsreserve
Financiële buffer die hoort bij de zogeheten solidaire premieovereenkomst in het nieuwe pensioenstelsel. De collectieve reserve mag binnen bepaalde kaders worden gevuld via premies of overrendement, en kan bijvoorbeeld worden gebruikt om negatieve schokken in de pensioenbeleggingen te dempen.
Toetredingsleeftijd
Leeftijd waarop werkgevers hun werknemers een pensioenregeling moeten aanbieden. Tot voor kort stond die leeftijd in veel pensioenregelingen op 21 jaar. Maar de Wet toekomst pensioenen schrijft voor dat de toetredingsleeftijd 18 jaar moet zijn. Dit is sinds 1 januari 2024 verplicht.
Transitieperiode
De tijd die pensioenuitvoerders maximaal mogen nemen om hun pensioenregelingen aan te passen aan de eisen van het nieuwe stelsel. Deze periode loopt tot 1 januari 2028. Uiterlijk op die datum moeten alle regelingen dus zijn omgezet. Eerst is er een deadline om arbeidsvoorwaardelijke afspraken te maken over de nieuwe pensioenregeling en die vast te leggen in een transitieplan. Daarna moet er een implementatieplan komen, en vervolgens moet dat vóór 2028 worden uitgevoerd.
Lees meer: Aandachtspunten transitieperiode Wet toekomst pensioenen en Moet elke werkgever met de Wet toekomst pensioenen aan de slag?
Transitieplan
Document waarin vastgelegd is hoe de werkgever de omslag naar het nieuwe stelsel gaat maken. Er staat bijvoorbeeld in welke keuzes er zijn gemaakt rondom de pensioenregeling, wat de effecten zijn voor deelnemers, hoe de compensatie van benadeelde deelnemers eruitziet en of er een solidariteitsreserve komt. Voor bedrijfstakken zullen dergelijke afspraken op landelijk niveau gemaakt worden, maar een werkgever met een individuele regeling zal zelf keuzes moeten maken.
Lees meer: Wat moet er allemaal in het transitieplan van het pensioenakkoord?
Tweede pijler / Tweedepijlerpensioen
Zie: Pijlers van het pensioenstelsel
Uitkeringenovereenkomst
Type pensioenovereenkomst, die na de overgang naar een nieuw pensioenstelsel niet meer mag bestaan. Bij dit type overeenkomst staat de pensioenaanspraak al tijdens de opbouw vast (dus in tegenstelling tot een beschikbarepremieovereenkomst, waarbij alleen de premie vaststaat). Voorbeelden zijn de middelloonregeling, en van oudsher zelfs eindloonregelingen. Deze regelingen moeten dus voor het nieuwe stelsel omgezet worden naar een premieovereenkomst.
Verzekeraar als pensioenuitvoerder
Type pensioenuitvoerder, die pensioenregelingen voor verschillende werkgevers kan uitvoeren. De verzekeraar beheert en belegt het pensioengeld, en doet de pensioenuitkeringen. In tegenstelling tot pensioenfondsen kan een verzekeraar de opgebouwde pensioenen in de praktijk niet korten. De Pensioenwet schrijft namelijk voor dat verzekeraars een uitkeringszekerheid van 99,5% moeten bieden voor pensioenen.
Vlakke premie
De vlakke premie is hoe de premie eruit moet zien voor alle pensioenregelingen in het nieuwe pensioenstelsel. In dit systeem betalen alle deelnemers hetzelfde premiepercentage, ongeacht de leeftijd. Verschil met de doorsneesystematiek die bedrijfstakpensioenfondsen tot nu toe hanteren is dus dat er geen toegezegde opbouw meer is die voor alle deelnemers gelijk is.
Lees meer: Aandachtspunten bij overstap naar premieregeling met vlakke premie en Wat houdt de vlakke premie in het nieuwe pensioenstelsel in?
Werknemersbijdrage / Werkgeversbijdrage
De maandelijkse pensioenpremie van een aanvullend pensioen wordt betaald door werknemer en werkgever samen: de werknemersbijdrage en de werkgeversbijdrage. In de regel is de verdeling dat de werkgever twee derde van de premie voor zijn rekening neemt en de werknemer een derde. De werkgever houdt de werknemersbijdrage in op het loon.
Lees meer: Pensioenpremie voor werkgever in Wet toekomst pensioenen
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Eén van de wetten die is opgesteld naar aanleiding van het pensioenakkoord uit 2019. Een groot deel van de afspraken is al in werking getreden. Zo hebben werknemers inmiddels de mogelijkheid om tot 100 weken extra verlof bij elkaar te sparen. Ook betalen werkgevers nu tijdelijk geen ‘strafheffing’ als werknemers gebruikmaken van een Regeling voor vervroegde uittreding (RVU). Eén onderdeel wacht nog op invoering: dat werknemers de optie krijgen om 10% van het ouderdomspensioen in één keer op te nemen.
Lees meer: Aandachtspunten als werknemers willen verlofsparen en Gebruikmaken van tijdelijke drempelvrijstelling voor RVU-heffing.
Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd
Eén van de wetten die is ingevoerd naar aanleiding van het pensioenakkoord uit 2019. De stijging van de  AOW-leeftijd is al langer gekoppeld aan de levensverwachting. Maar door deze wet stijgt de AOW-leeftijd niet meer één-op-één mee met de levensverwachting. De wet is sinds 2020 van kracht. Voor elk jaar dat de levensverwachting omhoog gaat, stijgt de AOW-leeftijd nu niet meer met een jaar, maar met acht maanden.
Gebruik de tool AOW-leeftijd berekenen voor het bepalen van de AOW-leeftijd van werknemers.
Wet toekomst pensioenen (WTP)
Eén van de wetten die is opgesteld naar aanleiding van het pensioenakkoord uit 2019, en ook de wet die veruit de meeste impact heeft op pensioenregelingen. De wet is sinds 1 juli 2023 van kracht, maar de voor het in de praktijk brengen van alle regels is een periode tot in elk geval 2028 uitgetrokken. Voor sommige onderdelen loopt de overgang zelfs door tot aan 2037. Belangrijke elementen van de WTP zijn dat er alleen nog pensioenregelingen zijn waarbij de premie het uitgangspunt is, en dus niet meer de uitkering. Ook gaan alle pensioendeelnemers dezelfde premie betalen en wordt duidelijk wat er in hun individuele pensioenpotje zit.
Lees meer in de toolbox Zo bereidt uw organisatie zich voor op het nieuwe pensioenstelsel
Wezenpensioen
Zie: Nabestaandenpensioen