Een goede relatie tussen een werknemer en zijn leidinggevende is belangrijk. De kans op verzuim als gevolg van bijvoorbeeld burn-outklachten is dan kleiner. Wat moet de leidinggevende hier precies voor doen en laten?
Een prettige werkomgeving wordt gevormd door verschillende factoren, zoals collega’s, de werkplek (tools), maar ook de leidinggevende. Hij kan een grote rol spelen in het werkgeluk van werknemers. Dit doet hij niet door constant mee te kijken over de schouder van de werknemer, de druk steeds een beetje verder op te voeren (tool) en hard op te treden bij fouten. Het gaat juist om faciliteren en coachen; de leidinggevende die werknemers laat (mee)beslissen en zelf hun werk laat organiseren, draagt bij aan het werkplezier. Autonomie is dus belangrijk, maar dat is iets anders dan werknemers aan hun lot overlaten. Als er problemen zijn, is het zaak dat de leidinggevende er is om samen tot een oplossing te komen.
Voor werknemers is het verder belangrijk dat een leidinggevende constructieve feedback geeft (tool), zowel bij goede als slechte resultaten. Dat evenwicht is niet altijd makkelijk te vinden, want een leidinggevende zal niet de eerste zijn die in de praktijk voornamelijk kritiek geeft als er iets verkeerd gaat. Blijkt een werknemer bijvoorbeeld wel creatief te zijn, maar minder goed in plannen, dan kan het funest zijn als de leidinggevende blijft hameren op hoe ongeorganiseerd diegene is. Er moet ruimte zijn om fouten te kunnen maken en die bespreekbaar te maken.
Een goede leidinggevende bouwt de sterke kanten uit van een werknemer, voor zover dat mogelijk is binnen de functie. Want de houding van de leidinggevende is niet allesbepalend voor het welzijn van werknemers. Dat is óók de verantwoordelijkheid van de werknemer. Hij kan immers het beste aangeven welke persoonlijke factoren een risico vormen op uitval, zoals bepaalde eigenschappen (denk aan perfectionisme) of de privésituatie (denk aan de zorg dragen voor een zieke partner).