Door de definitie van woon-werkverkeer die in de Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer wordt gehanteerd, kunnen de reizen van ambulante werknemers onbelast blijven. Pas als zij langer dan een jaar naar dezelfde werkplaats reizen, is er sprake van woon-werkverkeer.
De definitie van woon-werkverkeer die voor de forenzentaks gaat gelden, gaat voor de werkplek uit van de vaste werkplaats die in de overeenkomst met de werkgever staat. Ambulante werknemers – zoals bouwvakkers en medewerkers in de thuiszorg – komen hierdoor niet in de knoei, want de adressen van hun klanten zullen niet als vaste werkplaats zijn aangewezen.
Reizen van en naar werkplekken vallen voor de loon- en inkomstenbelasting echter ook onder woon-werkverkeer als de werknemer er regelmatig heen reist en er werkzaamheden verricht. Dat zou betekenen dat langdurige opdrachten van ambulante werknemers alsnog kunnen leiden tot een belaste vergoeding.
Een elektricien die een half jaar op dezelfde bouwplaats werkt, zou door de regelmaat waarmee hij daarheen reist en de mate waarin hij daar werkt alsnog belast woon-werkverkeer kunnen krijgen. Daarom is expliciet in het wetsvoorstel opgenomen dat er in zulke gevallen pas sprake is van woon-werkverkeer als de werkzaamheden op die specifieke werkplaats langer duren dan een jaar. Dan worden alle reizen tussen het woonadres en de werkplaats aangemerkt als woon-werkverkeer en wordt de vergoeding belast.
Ook voor niet-ambulante werknemers die tijdens hun dienstverband worden gedetacheerd naar een andere werkplaats, geldt dat de reis van woning naar plaats van detachering pas onder woon-werkverkeer valt als de detachering langer duurt dan een jaar.
Er is zowel voor ambulante als gedetacheerde werknemers één uitzondering: als de duur van de werkzaamheden op een specifieke locatie (vrijwel) gelijk is aan de duur van de dienstbetrekking, is er altijd sprake van woon-werkverkeer, ook als de werkzaamheden korter dan een jaar duren.