Kabinet geeft tekst en uitleg bij Belastingplan 2023

29 november 2022 | Door redactie

In de aanloop naar de behandeling van het Belastingplan 2023 heeft het kabinet antwoord gegeven op vragen van de Eerste Kamer. Daarbij gaat het onder meer over de zelfstandigenaftrek, de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en over verschillen in belastingdruk. Een kleine bloemlezing.

De karrenvracht aan plannen die het kabinet op Prinsjesdag heeft gepresenteerd, zijn onlangs al aangenomen door de Tweede Kamer. Nu is het dus aan de Eerste Kamer om zich te buigen over de voorgestelde ingrepen. De plenaire behandeling in de Senaat staat vooralsnog gepland voor 12 december. De stemming over het pakket wetsvoorstellen zou dan een dag later plaatsvinden.

Verschillen in belastingdruk terugdringen

Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft nu 36 pagina’s aan antwoorden (pdf) naar de Eerste Kamer gestuurd over het Belastingplan 2023. Eén van de dingen waar de bewindsman op ingaat, is het evenwicht in belastingdruk voor werknemers, ondernemers voor de inkomstenbelasting en directeuren-grootaandeelhouders (dga’s). Van Rij schrijft dat het verschil tussen het toptarief voor een werknemer en een dga momenteel 11,6 procentpunt is. De plannen voor 2023 zouden dit in 2024 moeten terugbrengen naar 5,4 procentpunt. Dit komt vooral door de verhoging van het lage tarief in de vennootschapsbelasting (VPB), en het kortwieken van de winstgrens tot waar dit lage tarief geldt.

Twee tarieven in box 2, zelfstandigenaftrek omlaag

Naast de aanpassing in de VPB moeten dga’s er rekening mee houden dat er vanaf 2024 twee tarieven gaan gelden in box 2 van de inkomstenbelasting. Van Rij legt uit dat deze aanpassing niet al in 2023 doorgevoerd kan worden, want dat lukt de Belastingdienst organisatorisch niet. De staatssecretaris stelt dat het tweeschijvensysteem in box 2 dga’s stimuleert om in elk geval een deel van de winst als dividend uit te keren. Tot een box 2-inkomen van € 67.000 geldt namelijk een lager tarief dan daarboven. Voor al te hoge schulden van dga’s bij de eigen bv is er verder het wetsvoorstel dat ‘excessieve’ leningen aanpakt, zo memoreert Van Rij.
Voor ondernemers voor de inkomstenbelasting, zoals zzp’ers, geldt dat het mes de komende jaren flink verder in de zelfstandigenaftrek gaat. Van Rij becijfert dat de maatregelen in het Belastingplan 2023 er op zichzelf voor zorgen dat zelfstandigen tot een winst van € 50.000 minder belasting betalen. De voorgenomen verhoging van de arbeidskorting en het verlagen van het tarief in de eerste schijf in box 1 helpen daarbij.

Aanpak van opmerkelijke belastingconstructies

Meer in het algemeen streeft het kabinet ook naar meer evenwicht in de heffing op arbeid en vermogen, benadrukt Van Rij. Ook daarin worden in 2023 stappen gezet, onder meer met het sterk verlagen van de schenkingsvrijstelling voor een eigen woning. In dit licht noemt de staatssecretaris ook de afspraak om opmerkelijke belastingconstructies aan te pakken. Die aanpak moet uiteindelijk structureel € 550 miljoen opleveren. In het voorjaar van 2023 komt er meer duidelijkheid over de invulling van dit pakket. Maar op Prinsjesdag is al aangekondigd dat in elk geval verhuurd vastgoed standaard aangemerkt zal worden als beleggingsvermogen voor de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet. Dit komt erop neer dat dit vastgoed buiten de vrijstelling valt.

Toekomst van de BOR

De BOR is sowieso een heet hangijzer, want verschillende partijen in het parlement willen deze belastingvrijstelling voor opvolgers flink versoberen of afschaffen. Het Centraal Planbureau heeft onlangs in een evaluatie geconcludeerd dat de BOR niet doelmatig is. Van Rij schrijft dat de kabinetsreactie op deze evaluatie nog dit jaar komt (eerder was dit nog ‘in november’). Daarbij zal het kabinet volgens de bewindsman ook verklaren welke stappen nodig zijn om te voldoen aan de afspraken uit het coalitieakkoord. Die houden in dat de ondersteuning van familiebedrijven bij ‘reële bedrijfsopvolging’ eenvoudiger en eerlijker moet worden. Tegelijkertijd wil het kabinet oneigenlijk gebruik van de opvolgingsvrijstelling tegengaan. Al met al duidt die formulering nog niet direct op afschaffing van de BOR.