Het wetsvoorstel voor de Wet werken naar vermogen is definitief van de baan. Dit staat in de Voorjaarsnota 2012 die is opgesteld naar aanleiding van het tot stand gekomen Lenteakkoord. Het doel van deze wet was om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om werknemers met een beperking in dienst te nemen.
Het uitgangspunt van de Wet werken naar vermogen (WWNV) was dat mensen met een arbeidsbeperking in eerste instantie werk zouden zoeken bij een gewone werkgever. Als dat echt niet zou lukken, moest het sociale vangnet uitkomst bieden. Konden zij echter parttime aan de slag, dan zou de overheid het inkomen aanvullen tot maximaal het wettelijk minimum. Uw werkgever zou in die gevallen dus alleen dat deel van het loon betalen waarvoor de werknemer daadwerkelijk arbeidsproductief is.
Op vrijdag 25 mei 2012 is het Lenteakkoord vertaald naar de Voorjaarsnota 2012. In deze nota is opgenomen dat de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en de ChristenUnie hebben afgesproken dat de WWNV geen doorgang vindt. Deze wet moest een samenvoeging worden van de Wet arbeidsongeschiktheidsuitkering jonggehandicapten (Wajong), Wet sociale werkvoorziening (WSW), Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in jongeren (WIJ).
Met het intrekken van het wetsvoorstel voor de WWNV vervalt voor u ondernemingsraad een argument om u bestuurder over de streep te trekken om meer arbeidsgehandicapten in te zetten. Desondanks verwacht de wetgever van uw OR dat u ‘de inschakeling van gehandicapte werknemers bevordert’ (artikel 28 lid 3 Wet op de ondernemingsraden). Uw raad kan een invulling geven aan deze zorgtaak door gebruik te maken van het initiatiefrecht voor de ondernemingsraad (artikel 23 WOR) en zelf met voorstellen te komen in het overleg met de bestuurder.