Het noodzakelijkheidscriterium dat per 1 januari 2015 aan de werkkostenregeling (WKR) wordt toegevoegd, legt veel verantwoordelijkheid bij de werkgever. Het Belastingplan 2015 licht toe op grond waarvan gereedschappen en apparatuur als noodzakelijk kunnen kwalificeren.
Het uitgangspunt van het noodzakelijkheidscriterium is dat de werkgever gereedschappen en apparatuur waarvan hij vindt dat de werknemer ze voor het uitoefenen van zijn functie redelijkerwijs nodig heeft, onbelast kan vergoeden of verstrekken. Hij hoeft dan geen rekening te houden met het privévoordeel van de werknemer. Het is aan de werkgever om te besluiten welke voorzieningen hij noodzakelijk vindt. Er komt geen lijstje met noodzakelijke voorzieningen; de noodzaak hangt immers af van de functie van de werknemer en de omstandigheden.
Er zijn een aantal omstandigheden die een indicatie kunnen zijn dat voorzieningen voldoen aan het noodzakelijkheidscriterium:
Het noodzakelijkheidscriterium lijkt op het zakelijkheidsvereiste dat stelt dat zaken nodig moeten zijn voor ‘de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking’. Het verschil is dat een zakelijke voorziening niet per se noodzakelijk hoeft te zijn. Kosten die alleen maar bijdragen aan een goede uitoefening van het werk, zijn niet zonder meer noodzakelijk. In zo’n geval kunnen de eerdergenoemde indicaties de doorslag geven.