Een bedrijfsarts en UWV kunnen wel eens van mening verschillen over de gezondheidssituatie van een werknemer. In het kader van arbeids(on)geschiktheid kan dat grote gevolgen hebben. Verschijnt een medewerker niet op het werk, dan ontstaat bijvoorbeeld de vraag of er sprake is van arbeidsongeschiktheid of werkweigering. Dat laatste zou reden voor ontslag kunnen zijn. Uit een uitspraak van de kantonrechter in Leeuwarden blijkt dat het oordeel van de bedrijfsarts doorslaggevend is.
In de zaak oordeelde de bedrijfsarts dat een werknemer arbeidsongeschikt was maar zou hij na enige tijd weer volledig arbeidsgeschikt zijn. De werkgever ontsloeg de werknemer uiteindelijk echter op staande voet omdat hij niet aan de slag ging. De werkgever trok dit ontslag weer in nadat de werknemer aangaf alsnog te komen werken. De werknemer hield zich echter niet aan zijn belofte en de werkgever ontsloeg hem weer.
UWV oordeelde dat de werknemer nog niet arbeidsgeschikt was voor zijn eigen werk. De werknemer stelde daarop dat het ontslag dus nietig was en vorderde in een kort geding doorbetaling van loon. De kantonrechter vond het oordeel van UWV echter niet doorslaggevend omdat het oordeel niet voldoende medisch was onderbouwd en omdat de verzekeringsarts van UWV geen overleg had gehad met de werkgever en de bedrijfsarts.
Rechtbank Leeuwarden, 15 februari 2011, ECLI (verkort): BP6842