Voorkom dat u een verhaalsanctie krijgt

17 november 2014 | Door redactie

Treedt een zieke werknemer tijdens zijn eerste twee ziektejaren uit dienst en maakt hij aanspraak op de Ziektewetuitkering, dan bestaat de kans dat zijn werkgever een verhaalsanctie krijgt als die onvoldoende inspanningen heeft verricht voor de re-integratie. Hier komt de werkgever niet zomaar onderuit.

De verhaalsanctie is net als de loonsanctie een sanctie van UWV voor nalatige werkgevers. In de Ziektewet is bepaald dat UWV toetst of een werkgever voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht als een zieke werknemer tijdens zijn eerste twee jaar van ziekte uit dienst treedt en in aanmerking komt voor een Ziektewetuitkering. Is de werkgever nalatig geweest, dan kan UWV (een deel van) de uitkering van de zieke werknemer op hem verhalen. Deze verhaalsanctie wordt verrekend over de periode waarin de werkgever nalatig was, met een maximum van een jaar.

Werkgever en werknemer komen herstelmelding overeen

Onlangs moest Rechtbank Den Haag zich buigen over een zaak waarin de verhaalsanctie centraal stond. Een werkneemster had een tijdelijk contract voor de duur van twee jaar. Na ongeveer anderhalf jaar werd ze ziek. Na enkele maanden ziekte kwamen de werkgever en de werkneemster overeen dat de werkgever de werkneemster tot het einde van haar contract vrij zou stellen van werkzaamheden met behoud van loon. De werkneemster zou dan wel – onterecht – hersteld worden gemeld. Twee weken voor het aflopen van haar contract meldde zij zich echter opnieuw ziek.

Nieuwe ziektemelding zorgt voor verhaalsanctie

De werkneemster ging zodoende ziek uit dienst en sprak daarna met UWV over haar re-integratie. Na dit gesprek onderzocht UWV de re-integratie en concludeerde dat de werkgever zijn re-integratieverplichtingen niet was nagekomen in de laatste contractmaanden van de werkneemster. UWV legde daarom een verhaalsanctie op van ongeveer € 7.600. De werkgever maakte hiertegen bezwaar bij de rechter, maar die veranderde de hoogte van de sanctie niet.
Rechtbank Den Haag, 1 augustus 2014, ECLI (verkort): 9221