Vaker lage sectorpremie toepassen in 2018

24 januari 2018 | Door redactie

Sinds 1 januari 2018 staat zwart-op-wit dat de lage sectorpremie voor de Werkloosheidswet (WW) ook geldt voor werknemers die geen vast aantal uren per week of maand werken, maar een vast aantal uren per jaar. Voor min-maxcontracten geldt de hoge sectorpremie.

Door een wijziging in de Regeling Wet financiering sociale verzekeringen mogen werkgevers in de vijf sectoren die een hoge en een lage sectorpremie voor de WW kennen, onder voorwaarden de lage sectorpremie toepassen voor een extra doelgroep. Daarvan is sprake als zij een werknemer een contract voor onbepaalde tijd met een vast aantal uren per jaar bieden: een zogeheten jaarurennorm. Welke sectorpremie werkgevers in die situatie moeten hanteren, was tot 1 januari 2018 onduidelijk. Voor min-maxcontracten (tool) geldt namelijk de hoge premie, net als voor nulurencontracten (tool).   

Voorwaarden voor lage premie

Voor het toepassen van de lage sectorpremie voor werknemers die niet elke week of maand even veel uren werken, gelden de volgende voorwaarden:

  • De werknemer heeft een schriftelijke arbeidsovereenkomst (tools) voor onbepaalde tijd.
  • Volgens de bepalingen in het contract is het recht op loon van de werknemer gelijkmatig over het jaar verspreid. Hij krijgt bijvoorbeeld elke week, vier weken of maand betaald. Incidentele beloningen, zoals vakantiebijslag en een eindejaarsuitkering tellen niet mee.
  • De omvang van de arbeid voor het jaar vooraf is bepaald, ook al vinden de werkzaamheden niet gelijkmatig gespreid gedurende het gehele jaar plaats.  
  • Als de werknemer binnen een jaar na het aangaan van de overeenkomst recht krijgt op een werkloosheidsuitkering, moet de werkgever alsnog de hoge premie betalen.   

Sectoren met twee tarieven

Vijf sectoren hebben een hoger werkloosheidsrisico dan andere sectoren en kennen daarom twee tarieven voor de sectorpremie: een hoog tarief voor tijdelijke contracten en contracten zonder vaste arbeidsduur en een laag tarief voor vaste contracten met vastgestelde arbeidsduur. Het gaat om deze vijf sectoren: 

  • agrarisch bedrijf;
  • bouwbedrijf;
  • culturele instellingen;
  • horeca algemeen;
  • schildersbedrijf.