De Nederlandse taal kent twee streepjes: een korte (-) en een lange (—). Als u denkt ‘ze lijken zoveel op elkaar, die zijn vast inwisselbaar te gebruiken’, zit u er mooi naast. Het korte streepje en zijn langere broertje drukken verschillende zaken uit. Sterker nog: het korte en het lange streepje kunt u afzonderlijk ook nog op verschillende manieren inzetten. Begint het u inmiddels te duizelen? Hier de uitleg.
Het korte streepje (op het toetsenbord meestal naast de nul te vinden) gebruikt u:
Het lange streepje (ook wel ‘gedachtestreepje’) tovert u tevoorschijn door Ctrl en het streepje op het numerieke toetsenbord in te drukken. U gebruikt het lange streepje: